CROW, in consultatie
Copyright © 2025 CROW. CROW disclaimer van toepassing en gedistribueerd onder CC BY 4.0
Dit document beschrijft de verkenning naar nut en noodzaak voor het opstellen van een informatiemodel voor civiele kunstwerken, in het kader van de vervangings- en renovatieopgave.
Use cases De fasen van de bouwwerklevenscyclus: ontwikkeling, onderhoud en ontmanteling bevatten steeds vier stappen waarin overheden en ketenpartners steeds informatie aan elkaar overdragen. Dit laat zien dat elke ketenpartner andere informatie nodig heeft voor zijn werkzaamheden.
Stakeholderanalyse In grote lijn hebben de stakeholders de onderstaande knelpunten op het gebied van informatie:
Voor de stakeholders geldt een grote mate van versnippering van digitale standaaren en initiatieven. De in dit kader belangrijkste initiatieven waar digitale standaarden of toepassingen daarvan ontwikkeld worden zijn:
Beheervoorwaarden
Voor beheer is het van belang om diverse stakeholders nauw te betrekken, zoals overheden en marktpartijen, om draagvlak te creëren en gegevensuitwisseling in de hele keten werkbaar te maken. Door middel van lerend ontwikkelen worden gezamenlijke standaarden opgebouwd, gebaseerd op bestaande systemen en praktijkervaring. Het uiteindelijke doel is een uniforme, toegankelijke en schaalbare gegevensuitwisseling die ook voor kleinere partijen haalbaar is, en zo bijdraagt aan een duurzaam informatiesysteem binnen de gebouwde omgeving.
Te standaardiseren informatie
De vervangings- en renovatieopgave van civiele kunstwerken in Nederland vraagt om een nationale aanpak met duidelijke regie, uniforme standaarden en structurele financiering. Een landelijk vernieuwingsprogramma met wettelijke borging is noodzakelijk om versnippering in gegevensbeheer te voorkomen en maatschappelijke doelen rond veiligheid, duurzaamheid en bereikbaarheid te waarborgen. Tegelijkertijd zijn concrete bottom-up stappen mogelijk:
Aanbeveling 1 Gezamenlijk leertraject vervangings- en renovatieopgave: realiseer een nationaal dashboard waarin gegevens over civiele kunstwerken worden samengebracht en rechtstreeks worden gevoed vanuit assetinformatiesystemen, om prognoses en planningen op nationale schaal te verbeteren.
Aanbeveling 2 Standaardiseren prognoses en meerjarenonderhoudsplanningen: richt een expertgroep in (gemeenten, provincies, Rijkswaterstaat) om levensduur, vervangingswaarde, onderzoeksgegevens en technische restlevensduur eenduidig vast te leggen, en ontwikkel een standaarddataset voor het delen van meerjarenplanningen.
Aanbeveling 3 Standaardiseren informatie voor defensie, veiligheidsdiensten en vervoerders: ontwikkel samen met NDW een uniforme standaarddataset met gegevens over doorrijprofielen, draaicirkels, draagkracht en toegangsbeperkingen, afgestemd op IMBOR, Informatiemodel Verkeerstekens en NDW-registraties.
Aanbeveling 4 Standaardiseren informatie over ontwerp en aanleg: op korte termijn gegevens ontsluiten via inmeten/scannen en koppelen aan IMBOR en NEN-standaarden; op lange termijn ontwerp- en aanleginformatie, inclusief BIM-modellen en materialenpaspoorten, structureel vastleggen en standaardiseren.
Alleen door deze top-down en bottom-up maatregelen te combineren ontstaat een samenhangende, efficiënte en toekomstbestendige informatievoorziening voor de vervangings- en renovatieopgave.
Nederland staat voor een grote vervangings- en renovatieopgave van civiele kunstwerken, waarbij mobiliteit en veiligheid onder druk kunnen komen te staan. Verouderende infrastructuur vraagt om tijdige en goed onderbouwde beslissingen over ingrepen. Tegelijkertijd groeit de behoefte aan betere coördinatie tussen partijen, zodat werkzaamheden slim kunnen worden gepland met zo min mogelijk hinder voor gebruikers. Het onderzoek naar de staat en benutting van civiele kunstwerken van TNO [prognose-vernieuwingsopgave-2023] onderstreept het belang van betrouwbare data en eenduidige informatie-uitwisseling om deze opgave het hoofd te bieden. In het samenwerkingsverband Platform Bruggen (externe link) is aangegeven dat een 'gegevenswoordenboek' nodig is. Rijkswaterstaat geeft in het Bestuursakkoord Digitale Gebouwde Omgeving '27 onder beleidsmaatregel 3 (externe link) aan dat gewerkt moet worden aan informatiestandaarden om de renovatie- en vervangingsopgave goed te kunnen aansturen.
Volgens het onderzoek naar de staat en benutting van civiele kunstwerken van TNO [prognose-vernieuwingsopgave-2023] is het essentieel om op landelijk niveau te beschikken over actuele, betrouwbare en gestandaardiseerde data over civiele kunstwerken om integrale beslissingen te kunnen nemen over de vervangings- en renovatieopgave. Veel infrastructuur is verouderd en het is vaak onduidelijk wat de technische staat en restlevensduur van objecten is. Hierdoor kunnen risico’s voor veiligheid en mobiliteit ontstaan. Tegelijkertijd leidt gebrek aan data ook tot inefficiënte investeringen, zoals onnodige vervangingen. TNO benadrukt dat het van belang is dat overheden, beheerders en marktpartijen hun gegevens op een vergelijkbare manier vastleggen en kunnen delen.
Daarnaast speelt ook de internationale context een rol: de NAVO stelt eisen aan de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van infrastructuur voor militaire mobiliteit. Dit onderstreept de noodzaak van een robuust en actueel inzicht in de staat van bruggen en viaducten, mede als strategisch onderdeel van de nationale en Europese veiligheidsinfrastructuur. Met name de beschikbaarheid van informatie over de afmetingen van de doorrijprofielen en het draagvermogen van de civiele kunstwerken voor militaire voertuigen is van belang, zowel op hoofdroutes als op alternatieve routes die tijdens werkzaamheden of bij ongeplande uitval gebruikt moeten kunnen worden.
Assetmanagers en beheerders van civiele kunstwerken moeten op een standaard wijze data kunnen verzamelen over de staat van kunstwerken, om te komen tot individuele en gezamenlijke afwegingen op het gebied van risico’s, kosten en prestaties van verouderende kunstwerken en bij de gezamenlijke planning van werkzaamheden zodat het mobiliteitssysteem overeind kan blijven tijdens vervanging en renovatiegolf de komende jaren. Dit project onderzoekt welke data verzameld moet en kan worden en of hiervoor al voldoende informatiestandaarden bestaan om te kunnen bepalen of in een vervolgtraject een informatiemodel moet worden gemaakt of een standaard informatielevering moet worden vastgesteld voor het delen van specifieke informatie.
Doelen van deze verkenning:
De scope van deze verkenning betreft:
Het ontwikkelen van een gezamenlijk informatiemodel (IM Kunstwerken) dat overheden en ketenpartners in staat stelt om informatie over civiele kunstwerken eenduidig, herbruikbaar en uitwisselbaar vast te leggen.
Het doel is om de informatiepositie op orde te brengen zodat er:
De focus ligt op bouwwerkinformatie van civiele kunstwerken zoals bruggen, viaducten, tunnels, sluizen en kades, ongeacht eigenaar of beheerder.
Het informatiemodel richt zich op toepassing door gemeenten, provincies, waterschappen, Rijkswaterstaat en andere publieke beheerders van infrastructuur, als ook private partijen in hun rol als opdrachtnemer of leverancier.
Buiten scope is mobiliteitsinformatie zoals verkeershoeveelheden, routering enzovoorts. Hiervoor wordt verwezen naar de samenwerking en registraties op dat gebied bij het Nationaal Dataportaal Wegverkeer Externe link.
Noot over de gebruikte terminologie in deze verkenning: hierbij wordt gebruik gemaakt van de GEBORA externe link.
In dit hoofdstuk worden de use cases beschreven die horen bij de verschillende fasen van de bouwwerklevenscyclus: ontwikkeling, onderhoud en ontmanteling. Elke use case omvat een logische reeks processtappen die betrokken ketenpartners gezamenlijk uitvoeren om informatie uit te wisselen en werkzaamheden af te stemmen. De use cases zijn gebaseerd op de in GEBORA beschreven bouiwwerklevenscyclus, en uitgewerkt in de context van de vervangings- en renovatieopgave van civiele kunstwerken.
Een use case beschrijft dus géén softwarefunctionaliteit, maar een gestandaardiseerd werkproces waarin actoren gegevens genereren, delen en gebruiken voor besluitvorming, beheer of uitvoering. De actoren die verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van de stappen zijn gebaseerd op het standaard rollenmodel van GEBORA.
Wie: Asseteigenaar
Wat:
Hoe: Gebruikt beleid, wet- en regelgeving, netwerk- en verkeersdata om Strategische organisatiedoelen op het gebied van veiligheid, mobiliteit en bereikbaarheid op te stellen. Dit kan leiden tot eisen aan civiele kunstwerken op het gebied van belastbaarheid en capaciteit, en daarmee tot verlenging of verkorting van de functionele levensduur en/of de technische levensduur.
Wie: Assetmanager
Wat:
Hoe: Gebruikt informatie over de prognoses en Strategische organisatiedoelen om een meerjarenonderhoudsplanning te maken.
Wie: Ingenieur
Wat:
Hoe:
Gebruikt constructieberekeningen en BIM-modellen uit eerdere realisatie, inspectierapporten, prestatie-eisen en technische specificaties bij het opstellen van nieuwe BIM-modellen en constructieberekeningen.
Wie: Bouwbedrijf
Wat: Voert de bouw uit
Hoe: Hanteert BIM-modellen van het ontwerp of NLCS-werktekeningen en contractuele eisen bij uitvoering van het werk.
Wie: Leverancier
Wat:
Hoe:
Gebruikt contractuele productspecificaties en materiaaleisen om bouwmaterialen, constructieonderdelen en technische systemen passend bij het ontwerp en de uitvoeringsbehoefte aan te leveren. Levert informatie aan voor het materialenpaspoort van een civiel kunstwerk.
Wie: Beheerder
Wat: Neemt object in gebruik
Hoe: Legt de gerealiseerde prestaties van het civiele kunstwerk vast in de assetregistratie.
Wie: Assetmanager
Wat: Maakt onderhoudsstrategie
Hoe: Analyseert condities, prestaties en kosten
Wie: Beheerder
Wat: Houdt dagelijks toezicht
Hoe: Registreert meldingen, incidenten en beschikbaarheid.
Wie: Ingenieur
Wat:
Hoe:
Gebruikt constructieberekeningen, BIM-modellen, inspectierapporten en prestatie-eisen volgens het informatiemodel civiele kunstwerken en geldende normen en richtlijnen.
Wie: Onderhoudsbedrijf
Wat:
Hoe:
Gebruikt meerjarenonderhoudsplan, inspectierapporten, werkopdrachten en technische documentatie om onderhoud gestructureerd en doelgericht uit te voeren.
Wie: Beheerder
Wat: Beoordeelt resultaat
Hoe: Vergelijkt nieuwe prestaties met vastgelegde normen in een informatiemodel civiele kunstwerken
Wie: Defensie en hulpdiensten
Wat:
Hoe:
Gebruiken geometrische informatie over toegankelijkheid voor voertuigen (draaicircelberekeningen voor voertuigen kunnen alleen goed gemaakt worden met BIM-modellen van de kunstwerken), draagkracht / maximale voertuigaslasten voor planning van transporten, oefeningen en aanrijdroutes van hulpdiensten.
Wie: Vervoerders (openbaar vervoer, vrachtvervoer) die dagelijks afhankelijk zijn van civiele kunstwerken.
Wat:
Hoe:
Gebruiken geometrische informatie over toegankelijkheid voor voertuigen waaronder doorrijdhoogtes, breedtes, lengtes: draaicircelberekeningen voor bijzondere voertuigen kunnen alleen goed gemaakt worden met BIM-modellen van de kunstwerken, draagkracht / maximale voertuigaslasten voor planning van transporten.
Wie: Asseteigenaar
Wat: Neemt besluit tot verwijdering
Hoe: Gebruikt restlevensduur, kostenramingen en Risicoanalyses
Wie: Ingenieur
Wat: Stelt een technisch sloop- en demontageplan op, inclusief werkvolgorde, veiligheidsmaatregelen en middeleninzet, afgestemd op de functionele eisen en circulaire doelen.
Hoe: Maakt gebruik van BIM-modellen, Constructieberekeningen en inspectierapporten, om een uitvoerbaar en veilig plan voor demontage op te stellen.
Wie: Sloopbedrijf
Wat:
Hoe:
Gebruikt het demontageplan om sloopwerkzaamheden veilig, efficiënt en duurzaam te kunnen uitvoeren.
Wie: Beheerder
Wat: Toetst of de ontmanteling is uitgevoerd conform de vastgestelde functionele eisen, circulaire doelstellingen en veiligheidscriteria.
Hoe: Vergelijkt het gerealiseerde resultaat met de in het informatiemodel civiele kunstwerken vastgelegde normen, inclusief hergebruik- en recyclingdoelen, en legt bevindingen vast voor overdracht en archivering.
Inkomende informatie | Processtap | Uitgaande informatie | Rol | Doel | ||
Beleid, wet- en regelgeving, prognoses, netwerk- en verkeersdata | → | Functioneel geplande ontwikkeling | → | Strategische doelen, Meerjarenonderhoudsplan | Asseteigenaar / Assetmanager | Richting geven aan ingrepen en prestaties op netwerkniveau |
Prestatie-eisen, technische specificaties, inspecties, constructieberekeningen, BIM-modellen | → | Technisch geplande ontwikkeling | → | BIM-model van het ontwerp, constructieberekening | Ingenieur | Omzetten van functionele eisen naar uitvoerbaar ontwerp |
Ontwerp, contract- en productspecificaties, NLCS-werktekening /BIM-model van het ontwerp | → | Technisch gerealiseerde ontwikkeling | → | BIM-model van realisatie, materialenpaspoort, opleverdossier | Bouwbedrijf / Leverancier | Realiseren van het ontwerp volgens eisen |
BIM-model van realisatie, materialenpaspoort, opleverdossier | → | Functioneel gerealiseerde ontwikkeling | → | Assetregistratie | Beheerder | Borging dat gerealiseerde prestaties voldoen |
Condities, prestaties, kosten, meldingen/incidenten, beschikbaarheid | → | Functioneel gepland onderhoud | → | Onderhoudsstrategie en planning | Assetmanager / Beheerder | Optimaliseren van prestaties, risico’s en LCC |
Constructieve gegevens, BIM, inspectierapporten, prestatie-eisen, normen | → | Technisch gepland onderhoud | → | Technische plannen/werkpakketten en adviezen | Ingenieur | Voorbereiden veilige en effectieve onderhoudsingrepen |
MJOP, werkopdrachten, technische documentatie, veiligheidsmaatregelen | → | Technisch gerealiseerd onderhoud | → | Uitgevoerde werkzaamheden, geactualiseerde status/conditie | Onderhoudsbedrijf | Waarborgen functionaliteit en technische levensduur |
Nieuwe prestaties t.o.v. vastgelegde normen | → | Functioneel gerealiseerd onderhoud | → | Onderhoudsbeoordeling, prestatievergelijking | Beheerder | Valideren effect van onderhoud op prestaties |
Restlevensduur, kostenramingen, risicoanalyses | → | Functioneel geplande ontmanteling | → | Ontmantelingsbesluit en randvoorwaarden | Asseteigenaar | Besluitvorming over verwijdering en circulariteitsdoelen |
BIM/as-built, constructieberekeningen, inspectierapporten, materialeninventarisatie | → | Technisch geplande ontmanteling | → | Demontage- en sloopplan, V&G-maatregelen | Ingenieur | Voorbereiden veilige, efficiënte en circulaire demontage |
Demontageplan, veiligheids- en milieu-eisen | → | Technisch gerealiseerde ontmanteling | → | Gesloopte onderdelen, geoogste materialen, uitvoeringsrapportage | Sloopbedrijf | Uitvoeren sloop en materiaalterugwinning |
Normen, circulaire doelen, gerealiseerd resultaat | → | Functioneel gerealiseerde ontmanteling | → | Toetsingsrapport, overdracht en archivering | Beheerder | Borging van naleving en kennisopbouw |
Het onderzoek naar de staat en benutting van civiele kunstwerken van TNO [prognose-vernieuwingsopgave-2023] stelt dat landelijke coördinatie noodzakelijk is om de enorme opgave beheersbaar te houden. Niet alleen technische gegevens zijn van belang, maar ook bestuurlijke afstemming en programmatische samenwerking tussen overheden. Stuurinformatie op basis van een informatiemodel moet de basis vormen voor gezamenlijke besluitvorming, risicogestuurd beheer en slimme planning van vervanging en renovatie over bestuurslagen heen. Alleen dan kunnen schaaleffecten worden benut en maatschappelijke doelen zoals duurzaamheid, veiligheid en bereikbaarheid integraal worden gerealiseerd.
Het is cruciaal om deze stakeholdergroep in kaart te brengen om:
Voor elke stakeholder zijn de taken en rollen, en de informatiebehoefte al beschreven bij de use cases. In dit hoofdstuk beschrijven we de verantwoordelijkheden van de stakeholders bij het verzamelen en publiceren van informatie voor de vervangings*en renovatie-opgave. We identificeren per stakeholder knelpunten voor het op landelijke schaal verzamelen en gebruiken van de informatie.
De stakeholders zijn ingedeeld in drie categoriën:
De direct verantwoordelijken zijn de Asseteigenaren, ondersteund door Assetmanagers en Beheerders. Het gaat hier om 400+ semi-overheidsorganisaties waaronder RWS en ProRail, gemeenten, provincies en waterscvhappen.
In het samenwerkingsverband Platform Bruggen (externe link) is aangegeven dat een 'gegevenswoordenboek' nodig is. Dit platform heeft een functie op het gebied van kennisdeling, maar heeft geen mandaat om de regie te voeren op dit vraagstuk.
Meer dan 40 publieke en private partijen hebben in het Bestuursakkoord afspraken gemaakt om digitale ketensamenwerking in de Gebouwde Omgeving te versnellen. Ze beloven hierbij specifieke standaarden te gebruiken voor data-uitwisseling in ketenprocessen. DigiGO heeft hierbij geen wettelijke taak of mandaat om dit op gang te brengen, het is een stichting die afhankelijk is van de initiatievn van partijen in de bouwsector om ontwikkelingen te trekken.
Rijkswaterstaat geeft in het Bestuursakkoord Digitale Gebouwde Omgeving '27 onder beleidsmaatregel 3 (externe link) aan dat gewerkt moet worden aan informatiestandaarden om de renovatie- en vervangingsopgave goed te kunnen aansturen. Deze beleidsmaatregel is al anderhalf jaar in de maak, maar heeft nog niet geleid tot een concrete agenda waarbij de informatie voor de vervangings- en renovatieopgave wordt gestandaardiseerd. Rijkswaterstaat heeft niet de wettelijke taak of het mandaat om namens alle 400+ (semi-)overheden de regie te pakken en moet daarom zoeken naar samenwerking.
Een informatiemodel van de [NEN2767] is op moment van schrijven in ontwikkeling bij de NEN.
In het Bestuursakkoord Digitale Gebouwde Omgeving '27 onder beleidsmaatregel 3 externe link staat dat moet worden gewerkt aan een aansluiting tussen NEN 2767-4 en IMBOR.
Het Amsterdam Institute for Metropolitan Studies (AMS) werkt in Project 1.1 Datagedreven Beheer en Onderhoud (DBO) onder het thema "Infra, Toekomstbestendige Leefomgeving" aan standaard datasets voor verschillende soorten kunstwerken waaronder kademuren. Hier wordt gewerkt aan instantiedatasets van kunstwerken op basis van bestaande standaarden en met beschikbare data uit assetsystemen. In pilots worden proeftuinsystemen ontworpen om data te delen en te ontvangen, waarbij andere asset owners eenvoudig later kunnen aansluiten. Dit maakt opschaling en analyses op nationale schaal mogelijk en versterkt de samenwerking binnen de sector. RWS en meerdere gemeenten en provincies hebben zich aangemeld als trekker van een proeftuinsysteem.
TNO adviseert onder andere het opzetten van een nieuw “vernieuwingsfonds” voor civiele infrastructuur, in de trant van het Hoogwaterbeschermingsprogramma, om financiering en productiviteitsverhogingen mogelijk te maken Het ontbreken van zo’n fonds en de benodigde regierol vanuit de overheid beperkt het vermogen om grootschalig en structureel te acteren. Het Bouwberaad Externe link zet druk op de politiek voor structurele financiële commitment.
De overige partijen in de use cases zijn ketenpartners. Voor hen geldt, dat hoe beter de beschikbare informatie is over civiele kunstwerken, hoe beter zij hun werk kunnen uitvoeren met zo min mogelijk kosten en capaciteit. De opgaven in de bouwsector zijn opgeteld zo groot, dat dit noodzakelijk is voor de haalbaarheid van de uitvoering van alle werkzaamheden in de openbare ruimte.
Knelpunten:
de aannemers hebben zich onder de vlag van digiGO verenigd in de BIM Basis Infra. Daarin zitten bouwbedrijven waaronder VolkerWessels, en ingenieursbureaus waaronder Movares die gevraagd hebben om van de NLCS een informatiemodel te maken, met als doel om objecten goed te kunnen classificeren in 2D CAD en 3D BIM modellen (die laatste vraagt een classificatie met een relatie naar IFC) en te automatiseren met het maken van hoeveelheidsberekeningen, inkoopstaten en dergelijke. Bij de BIM Basis Infra zitten ook opdrachtgevers waaronder Gelderland, die de classificatie willen gebruiken om informatie vanuit het project over te dragen naar beheer.
Deze groep wil inzetten op een duurzame oplossing voor de langere termijn.
Er is een projectplan opgesteld en ingebracht bij in het Bestuursakkoord Digitale Gebouwde Omgeving '27 onder beleidsmaatregel 3. Het project wil zich richten op het ontwikkelen van een ontwerpclassificatie op basis van NLCS en het maken van implementatievoorbeelden, waarbij de uitwisseling tussen beheer (IMBOR) en project (NLCS) één van de voorbeelden is. Daarbij is gesteld dat kunstwerken en verhardingen de eerste prioriteit zijn. Dit project is nog niet formeel opgenomen in beleidsmaatregel 3.
Defensie en hulpdiensten (zoals brandweer, politie en ambulancediensten) zijn gebruikers die afhankelijk zijn van civiele kunstwerken voor snelle en veilige mobiliteit, vaak onder uitzonderlijke omstandigheden. Voor defensie geldt dat kunstwerken onderdeel zijn van strategische verplaatsingsroutes en militaire logistiek. Voor hulpdiensten zijn ze cruciaal in het bereiken van incidentlocaties binnen gestelde responstijden.
Geometrische en structurele informatie over civiele kunstwerken (zoals doorrijprofielen, breedtes, draagkracht en belastbaarheid) is vaak niet actueel of onvoldoende gedetailleerd voor operationele planning, zoals draaicirkelberekeningen voor bijzondere voertuigen.
Toegang tot technische gegevens, bijvoorbeeld BIM-modellen, is beperkt of versnipperd over verschillende systemen en organisaties, waardoor planning en risicobeoordeling vertragen.
Er is geen uniforme standaard voor het uitwisselen van deze gegevens tussen assetbeheerders en gebruikers, waardoor maatwerkafspraken per organisatie nodig zijn.
Gebrek aan structurele betrokkenheid bij landelijke afspraken over informatiestandaarden, waardoor specifieke operationele eisen van deze gebruikers onvoldoende worden meegenomen in de landelijke regie.
Vervoerders, zoals openbaarvervoerbedrijven, logistieke ondernemingen en vrachtvervoerders, maken dagelijks gebruik van civiele kunstwerken om goederen- en personenstromen efficiënt en veilig te laten verlopen. Hun eisen liggen vooral bij capaciteit, doorstroming en voorspelbaarheid van reistijden.
Onvoldoende beschikbaarheid van actuele geometrische informatie over doorrijhoogtes, breedtes, belastbaarheid en verkeersprofielen belemmert de routeplanning, vooral voor uitzonderlijk transport. Informatie die er is, is versnipperd over verschillende registraties.
BIM-modellen of vergelijkbare technische documentatie van civiele kunstwerken zijn zelden direct bruikbaar voor vervoerders, omdat deze niet aansluiten op hun eigen plannings- en navigatiesystemen.
Er is geen structureel mechanisme om vervoerders vroegtijdig te betrekken bij onderhouds- of vervangingsplanning, waardoor onverwachte verstoringen ontstaan en kosten oplopen.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht over de informatiesoorten uit de use cases, en inventariseert in welke standaarden deze informatiebehoefte beschreven is. Het gaat om de informatie die in het informatiemodel kan worden opgenomen.
De assetregistratie civiele kunstwerken bevat de taxonomie en bouwjaar/leeftijd van het areaal uit het onderzoek naar de staat en benutting van civiele kunstwerken van TNO [prognose-vernieuwingsopgave-2023] waarbij de taxonomie beschreven wordt als:
"...de hiërarchische indeling van het areaal en onderverdeling in type objecten, is het van belang om de (fysieke) kenmerken van het areaal op te nemen. Zoals het bouwjaar, het type constructie en het aantal (vierkante) meters waaruit een object bestaat en de (hoofd) materiaalsoort waaruit het is opgebouwd, zoals hout, staal, beton of metselwerk. Het registreren van de fysieke kenmerken van het areaal is nodig om de juiste kostenkengetallen te kunnen kiezen om daarmee de vervangingswaarde te kunnen berekenen."
Het Informatiemodel Beheer Openbare Ruimte (IMBOR) beschrijft de objecttypen die voorkomen in de openbare ruimte en de vaste objectgegevens die nodig zijn voor het beheer hiervan. De informatie over kunstwerken die hierin staat is grotendeels administratief van aard en met enekele functionele en geometrische kenmerken. Zie hier bijvoorbeeld de Overbrugging in de IMBOR viewer. In het IMBOR staat een deel van de informatie die nodig is al beschreven, waaronder aanlegjaar, bouwjaar en technische levensduur voor het vervangingsjaar.
[NEN2767] is dé norm voor conditiemeting van gebouwen, infrastructuur en andere beheerobjecten. Hiermee kan gestuurd worden op prestatie-eisen, zodat een eigenaar of beheerder inzicht heeft in de aanwezige gebreken en weet welke risico’s hij loopt als die niet worden opgelost. De norm zorgt ervoor dat inspecteurs betrouwbare informatie aanleveren waardoor meerjarenprogramma’s kunnen worden ontwikkeld. Hiermee krijgt de eigenaar/beheerder input voor zijn beleid en kan zo ook richting geven aan het stellen van prioriteiten voor herstel van gebreken. Zo is er grip op de technische toestand, de risico’s en kosten op korte en lange termijn. Voor de assetregistratie van de constructieve elementen waaruit een kunstwerk bestaat wordt vaak gebruik gemaakt van de decompositiebeschrijving bij de NEN [NEN2767].
Rijkswaterstaat heeft al vergevorderd werk verricht aan een eigen ObjectTypeLibrary (OTL). Deze OTL biedt een specialisatie op de NEN 2767: bijvoorbeeld met twaalf varianten van voegovergangen in plaats van één generiek element. Ook legt het restricties vast op samenstellingen, wat cruciaal is voor consistent datagebruik. Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat deze OTL vrij beschikbaar wordt gesteld voor standaardisatie.
Op het hoofdwegennet is een aanzienlijk deel van de kunstwerken gedimensioneerd op een veel lagere hoeveelheid verkeer en belastingen dan de huidige situatie. Vanuit de strategische doelen moet blijken welke kunstwerken aangepast of vervangen moeten worden vanuit functioneel oogpunt: verhogen belastbaarheid en/of capaciteit. Een omgekeerde optie is uiteraard het beperken van de belastingen op een kunstwerk, waardoor dit langer meekan. Om deze informatie eenvoudig mee te kunnen geven op nationaal niveau kan een functionele levensduur worden meegegeven. Deze informatie is nog niet in een informatiemodel opgenomen.
Een Economisch Einde Levensduur Indicator kan worden bepaald aan de hand van voorspelde herstelkosten. Wanneer deze kosten de baten overstijgen, is vervanging gerechtvaardigd.
Kostenkentallen zijn essentieel voor het opstellen van levensduurmodellen, maar worden meestal niet openbaar gemaakt vanwege concurrentie in aanbestedingen. Instandhoudingsplannen worden opgebouwd met intervalgegevens en kostenramingen per bouwdeel. Op dit niveau kun je ook faalgedrag koppelen aan te nemen maatregelen (bijvoorbeeld wanneer betondegeneratie zichtbaar wordt). Dit ondersteunt het opstellen van lifecycle-plannen: wanneer zijn de herstelkosten zó hoog dat vernieuwing logisch wordt?
De SSK werkt met een hiërarchische opbouw (object → elementen → activiteiten/kostenposten), waardoor je onderhouds- en herstelwerkzaamheden netjes kunt positioneren binnen dezelfde structuur. Denk aan posten als betonherstel, conserveren staal, vervangen voegovergangen, lagers vernieuwen, asfaltdeklaag vervangen enzovoort – dit kan allemaal worden opgenomen binnen de SSK-codering. Daardoor ontstaan uniforme kostenkengetallen, die je kunt hergebruiken en vergelijken. Het grote voordeel: je kunt onderhoud en herstel financieel op dezelfde manier ordenen als vervanging en nieuwbouw, waardoor scenario’s (onderhoud verlengen vs. vervangen) beter vergelijkbaar worden.
Voor het bepalen van de herstel- en onderhoudskosten kan de Standaard Systematiek Kostenramingen (SSK) gebruikt worden als basis. Hierbij is dan wel een publicatie als informatiemodel nodig en een aligment met IMBOR en NEN 2767. Ook zijn referentieprijzen nodig, die worden niet door de SSK geleverd.
De i/c-waarde (intensiteit/capaciteit) zoals beschreven in het Handboek Wegontwerp kan dienen als een indicator om de functionele levensduur van een kunstwerk te voorspellen. Naarmate de verkeersintensiteit groeit en de i/c-waarde de kritische grens nadert, neemt de kans op structurele congestie en verminderde doorstroming toe. Door de ontwikkeling van de i/c-waarde in de tijd te volgen, kan worden ingeschat wanneer de capaciteit van een brug, tunnel of viaduct functioneel tekortschiet en aanpassing of vervanging nodig is. Zo biedt de i/c-waarde een kwantitatief hulpmiddel om de toekomstige benutting en levensduur van kunstwerken te beoordelen. Deze waarde zou kunnen worden beschreven in een informatiemodel.
De technische levensduur van civiele kunstwerken is volgens het onderzoek naar de staat en benutting van civiele kunstwerken van TNO [prognose-vernieuwingsopgave-2023] nodig bij het standaardiseren van de prognose voor de vernieuwingsvraag van kunstwerken:
"Voor het maken van een prognose is het nodig dat per type object wordt bepaald wat de technische levensduur is. Dit kan door gebruik te maken van kengetallen of door gebruik te maken van inschattingen van experts, al dan niet op basis van tussentijdse inspectie. In het laatste geval zal er doorgaans sprake zijn van een restlevensduur. De technische levensduur zal in de regel per type object en/of hoofdmateriaalsoort verschillen."
Voor het bepalen van de (rest-)levensduur kan gewerkt worden met kengetallen voor de techische levensduur van civiele kunstwerken; waarbij door stakeholders bepaald moet worden of alle (semi-)overheden zelf kengetallen kunnen aanleveren, of gewerkt moet worden met nationale kengetallen. Door de levensduur waarmee gerekend wordt af te stemmen op statischische gegevens over levensduur op basis van conditiescores kan een nauwkeuriger beeld ontstaan van de werkelijke restlevensduur. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een standaard schadeclassificatie op basis van(NEN 2767) aangevuld met risico-inschattingen – een gescheurde ligger brengt bijvoorbeeld meer risico met zich mee dan een beschadigd landhoofd. Berekeningen over constructieve veiligheid kunnen leiden tot nog betere risico-inschattingen.
De [CROW-CUR-117] Aanbeveling 117:2020 - Inspectie en advies civiele kunstwerken geeft specifieke instructies voor allerlei soorten onderzoeken naar de staat van kunstwerken:
Er bestaat geen informatiemodel voor kengetallen voor de technische levensduur.
Voor het bepalen van de vervangingswaarde is kennis nodig van de fysieke kenmerken zoals vastgelegd in het IMBOR in combinatie met het informatiemodel van de [NEN2767], denk aan lengte, breedte en hoogte van onderdelen van de constructie waarvoor een prijs bepaald moet worden. Daarnaast zijn kostenkengetallen nodig.
Voor het bepalen van de vervangingswaarde kan ook de Standaard Systematiek Kostenramingen (SSK) gebruikt worden als basis.
Om planningen op elkaar af te stemmen is het delen van meerjarenonderhoudsplanningen van werken waarin tijdelijk minder capaciteit beschikbaar is op het wegennet cruciaal. Hiervoor bestaat nog geen standaard.
De Beheersystematiek Civiele Constructies (BS-CC) biedt beheerders een uniforme en praktische werkwijze voor het onderhouden van kunstwerken. De systematiek is onderdeel van de Beheersystematiek Openbare Ruimte (BS-OR) en helpt kosten, prestaties en risico’s integraal af te wegen in alle fasen van assetmanagement. Op basis van NEN-ISO 55000 en bestaande handreikingen is een breed gedragen, toepasbare aanpak ontwikkeld die bijdraagt aan meer eenduidigheid, betere onderbouwing van beheerplannen en het voorkomen van faalkosten. De BS-CC is een levend document dat digitaal wordt beheerd, zodat nieuwe inzichten en technieken eenvoudig kunnen worden toegevoegd. Hiermee krijgen beheerders een krachtig instrument om de kwaliteit van beheer te verbeteren en gemeenschapsgeld effectiever in te zetten.
Ketenpartners werken vanuit een heel ander perspectief, met andere soorten informatie, andere standaarden en heel andere applicaties. Aansluiting hierop is met name van belang voor langere termijn. Op korte termijn moet gewerkt worden met gebrekkige informatie over bouw en aanleg om toch beslissingen te nemen.
Een belangrijke invalshoek is de constructieve veiligheid van bestaande kunstwerken. Zoals CROW ook benadrukt in het eigen boekje over constructieve veiligheid, kan een constructieve herberekening – in samenhang met visuele schadebeelden – aantonen dat een kunstwerk nog jarenlang veilig te gebruiken is. Daarmee kunnen onnodige vervangingen worden voorkomen en miljoenen euro's aan kosten bespaard worden. Data over de uitgangspunten en resultaten van zulke berekeningen zijn dus waardevol om systematisch vast te leggen en terug te kunnen vinden. Voor het beoordelen van constructieve veiligheid is ontwerpinformatie nodig over de constructie de maximale belastbaarheid vanuit verkeers- en defensiedoeleinden.
CROW-CUR Aanbeveling 124:2019 Constructieve veiligheid bestaande bruggen en viaducten van decentrale overheden. Deze CROW-CUR Aanbeveling sluit aan op bestaande regelgeving en geeft richtlijnen en procedures voor de beoordeling van de constructieve veiligheid van bestaande bruggen en viaducten van decentrale overheden. Dit heeft enerzijds betrekking op de prioritering voor de beoordeling van een areaal aan kunstwerken (bruggen en viaducten) en anderzijds de beoordeling van de constructieve veiligheid van individuele objecten. De CROW-CUR Aanbeveling geeft hiertoe een toelichting op de bepaling van de eigenschappen van de verschillende van toepassing zijnde materialen, de aan te houden verkeersbelastingen en het te hanteren betrouwbaarheidsniveau. De basis hierbij is dat op verantwoorde wijze het maximale uit de constructie wordt gehaald, dat wil zeggen dat eventueel aanwezige conservatieve aannames in een beoordeling zo veel als mogelijk worden geïdentificeerd en vermeden waar nodig en mogelijk.
IFC 4.3 (Industry Foundation Classes versie 4.3) is een open BIM-standaard ontwikkeld door buildingSMART en gericht op het modelleren van infrastructurele werken, waaronder kunstwerken zoals bruggen, viaducten, tunnels en sluizen. Het biedt uitgebreide ondersteuning om deze objecten niet alleen geometrisch, maar ook semantisch en functioneel vast te leggen.De samenstelling uit componenten en bouwdelen kan worden vastgelegd, evenals ruimtelijke positionering langs een as van een weg of spoorweg, en functionele informatie zoals materiaal (beton, staal), belastingklasse, onderhoudsstatus, gebruiksfunctie (verkeer, spoor, voetgangers). IFC wordt in de ontwerp - en bouwfase gebruikt voor samenwerking tussen architect, constructeur en civiel ingenieur.
Dit is nog in de ontwikkelfase. Niet alle BIM-software ondersteunt IFC 4.3 nog volledig (of stabiel). Hoewel opdrachtgevers (zoals RWS en ProRail) er klaar voor zijn of aan het experimenteren zijn, is de keten (aannemers, toeleveranciers) nog bezig met adoptie. Dit geldt ook voor de beheersoftware (assetmanagementsystemen), die nog niet met IFC 4.3 werken maar vaak nog met 2D kaarten.
Er is nog geen volledige en breed gedragen Nederlandse Model View Definition (MVD) voor kunstwerken.
De mapping tussen NLCS (Nederlandse CAD Standaard) en IFC 4.3 is in een vroeg stadium van ontwikkeling. In het Bestuursakkoord Digitale Gebouwde Omgeving '27 onder beleidsmaatregel 3 externe link wordt gewerkt aan een digideal om dit mogelijk te maken.
De Nederlandse CAD Standaard (NLCS) is de nationale standaard voor het 2D tekenen van civiele objecten in de ontwerp- en voorbereidingsfase. De NLCS is vooral bedoeld voor uitwisseling van technische CAD-tekeningen, waarbij objectinformatie wordt gekoppeld aan lagen en codes volgens een vaste systematiek. Deze standaard is breed ingeburgerd in de Nederlandse GWW-sector en wordt veel gebruikt door ontwerpers, ingenieursbureaus en opdrachtgevers zoals gemeenten, waterschappen en Rijkswaterstaat.
De NLCS richt zich op 2D representatie en is sterk geoptimaliseerd voor besteksvoorbereiding en uitvoering, met nadruk op eenduidige communicatie tussen ontwerp en uitvoering. Binnen het domein van kunstwerken wordt NLCS gebruikt om onderdelen van bruggen, viaducten en sluizen eenduidig te tekenen en benoemen, inclusief maatvoering en materiaaltype.
Er ontstaat steeds meer behoefte om NLCS en BIM op elkaar aan te laten sluiten. De integratie met IFC 4.3 is hierbij een belangrijke stap, omdat datamodel-gedreven werken de voorkeur krijgt in digitale samenwerking. De mapping tussen NLCS-objectcoderingen en IFC-objecttypes (zoals IfcSlab, IfcBeam, IfcFooting) is echter nog in ontwikkeling.
Raakvlak met het Informatiemodel Kunstwerken: de NLCS biedt een brug tussen traditionele 2D tekenpraktijk en het objectgeoriënteerde modelleren dat nodig is voor digitale samenwerking. Om de aansluiting met het Informatiemodel Kunstwerken en IFC 4.3 te versterken, is harmonisatie tussen NLCS, het IMK en IFC nodig, zodat ontwerpgegevens zowel in 2D (tekening) als 3D (model) eenduidig en herbruikbaar zijn.
Voor defensie, hulpdiensten en vervoerders is betrouwbare en actuele informatie over de gebruiksmogelijkheden van kunstwerken essentieel om veilige en efficiënte inzet en transporten te waarborgen. Hun informatiebehoefte richt zich op kenmerken zoals doorrijprofielen, maatgevende voertuigen, draaicirkels, draagkracht en toegangsbeperkingen. Deze gegevens moeten eenduidig en gestandaardiseerd worden ontsloten, zodat zij naadloos aansluiten op operationele plannings- en navigatiesystemen. Daarbij kan worden aangesloten op bestaande standaarden: IMBOR voor beheer- en assetinformatie, het Informatiemodel Verkeerstekens (CROW) voor verkeersmaatregelen en borden, en de wegennetwerkregistraties binnen NDW. Door deze informatiemodellen beter op elkaar af te stemmen en samen te brengen in één samenhangende dataset, ontstaat een robuuste informatievoorziening. Dit maakt het mogelijk dat wegbeheerders relevante gegevens direct vanuit hun assetinformatiesystemen beschikbaar stellen aan nationale registraties, waarmee dubbele vastlegging wordt voorkomen en de informatiepositie van kritieke gebruikersgroepen structureel wordt versterkt.
Het betrekken van de juiste stakeholders is essentieel om draagvlak te creëren en de aansluiting op bestaande systemen te borgen. Rijkswaterstaat, gemeenten, provincies en waterschappen spelen hierbij de rol van primaire beheerders. Daarnaast is het nodig om ingenieursbureaus, softwareleveranciers en aannemers te betrekken, zodat gegevensuitwisseling in de hele keten werkbaar wordt. De groep die betrokken is bij CUR-aanbeveling 117 kan dienen als kern van expertise, omdat hierin zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers vertegenwoordigd zijn. Het is belangrijk dat stakeholders gezamenlijk bepalen welke gegevens minimaal nodig zijn in voor standaard informatieleveringen en dat er duidelijke afspraken worden gemaakt over rollen en verantwoordelijkheden, zodat iedere partij weet wat van haar verwacht wordt. Daarnaast kan voor input informatie opgehaald worden bij het AMS waar in Project 1.1 Datagedreven Beheer en Onderhoud (DBO) onder het thema "Infra, Toekomstbestendige Leefomgeving" gewerkt wordt aan standaard datasets voor verschillende soorten kunstwerken waaronder kademuren, vier sooerten bruggen, stalen bruggen en sluizen. Te onderzoeken valt of deze gedefinieerd kunnen worden in standaard datasets.
Een gezamenlijk gegevenswoordenboek moet als universele "stekker" fungeren voor uitwisseling van gegevens. Hiermee kunnen constrieve berekeningen en prognoses op een eenduidige manier gedeeld en geïnterpreteerd worden. Dit gegevensmodel moet aansluiten bij bestaande beheersystematieken, zoals die van provincies en gemeenten, en bij documentatie zoals de CUR-aanbevelingen.
De kracht zit in de eenvoud: maak het zo toegankelijk mogelijk, zodat ook kleinere beheerders en softwareleveranciers kunnen aanhaken. De algemene aanbeveling is daarom om standaard informatieleveringen te bepalen voor onderdelen van constructieve berekeningen en prognoses, voor het delen in een landelijke registratie. Die informatieleveringen zijn bij voorkeur gebaseerd op bestaande standaarden zoals IMBOR en NEN 2767, eventueel aangevuld met de meest noodzakelijke elementen voor vervangingsprognoses.
Voor het uitwisselformaat of de te gebruiken digitale uitwisselmethode moet een standaard datadienst worden opgesteld binnen het Digitaal Stelsel Gebouwde Omgeving, in samenwerking met digiGO.
De voorwaarden voor het overnemen van deze werkwijze door decentrale overheden zijn:
Gemeenten en provincies hoeven niet alles zelf te doen. Een goed gedefinieerde "lichte variant" van het gegevensmodel biedt de grootste kans op brede adoptie.
Voor ketenpartners is het met name van belang om uniformitiet te krijgen in de werkwijze van opdrachtgevers. Als gewerkt wordt aan standaard uitwisselformaten en vaste informatieleveringen per type onderzoek, conditiemetingen, toestandscondities, opnames, nadere onderzoeken naar oorzaken, rekenen aan een constructie, meten betonkwaliteit, enzovoorts, kan ervoor gezorgd worden dat iedereen mee kan doen in de "gegevensrotonde" en dat het ook uit kan voor softwareleveranciers om hierop in te springen, zodat er apps beschikbaar zijn om data mee te leveren zonder dat een ketenpartner specialistische kennis in huis hoeft te hebben over data. Belangrijk is het onderscheid tussen het vastleggen van de toestand (bijvoorbeeld via visuele inspecties) en het doen van verdiepende onderzoeken naar de oorzaken van schade. Denk aan metingen van de betonkwaliteit of structurele herberekeningen van bruggen. Daarbij komt specialistische kennis kijken, vooral bij bruggen en binnenstedelijke kademuren.
De mensen die betrokken zijn bij CUR-aanbeveling 117 vormen een geschikte groep om samen mee te bepalen welke gegevens uitgewisseld moeten worden. Hierin zitten ingenieursbureaus, opdrachtgevers en andere stakeholders samen.
Het ontwikkelen van een gezamenlijke werkwijze gebeurt het meest effectief in een proces van lerend ontwikkelen. In workshops komen de stakeholders samen. Door disciplines en organisaties aan één tafel te brengen, worden bestaande silo’s doorbroken en ontstaat een beter begrip voor elkaars werksituaties en uitdagingen. Dit draagt bij aan het ontwikkelen van een gemeenschappelijke taal en aanpak. Binnen een experimenteeromgeving kan gewerkt worden met prototyping, waarbij resultaten direct met praktijkdata worden beproefd en er ruimte is voor feedbackrondes. Marktpartijen worden actief betrokken, zodat de ontwikkelde standaarden praktisch toepasbaar zijn en in software kunnen worden ingebouwd. Daarbij wordt voortgebouwd op bestaande standaarden zoals IMBOR, NEN 2767 en CUR-aanbevelingen, met alleen die aanvullingen die strikt noodzakelijk zijn.
Omdat onder de vlag van het AMS al gewerkt wordt aan proeftuinen voor het delen van informatie over verschilende soorten civiele constructies waaronder betonnen bruggen en kademuren, kan hierop aangesloten worden in het kader van lerend ontwikkelen. De echte verankering van deze proeftuinen gebeurt echter pas als gewerkt wordt aan landelijk gestandaardiseerde datasets.
De vervangings- en renovatieopgave van civiele kunstwerken in Nederland vraagt om een fundamenteel andere manier van samenwerken, sturen en financieren. De huidige versnippering in gegevensbeheer, het ontbreken van uniforme informatiestandaarden, en het ontbreken van een centrale regierol maken dat 400+ (semi-)overheden en hun ketenpartners niet effectief kunnen plannen en uitvoeren. Hoewel er diverse landelijke initiatieven bestaan, ontbreekt een bindend mandaat en structureel financieringsmechanisme. Hierdoor blijven cruciale maatschappelijke doelen van duurzaamheid, veiligheid, bereikbaarheid onvoldoende geborgd, en gaat kostbare tijd en capaciteit verloren in het zoeken naar, vertalen en afstemmen van informatie.
De algemene aanbeveling kan alleen een onderschrijven zijn van de aanbevelingen uit het onderzoek naar de staat en benutting van civiele kunstwerken van TNO [prognose-vernieuwingsopgave-2023]: Richt een landelijk, wettelijk verankerd vernieuwingsprogramma op, met een centrale regie- en coördinatieorganisatie die verantwoordelijk is voor:
Alleen door deze combinatie van wettelijke borging, structurele middelen en eenduidige informatievoorziening kan Nederland de vervangings- en renovatieopgave tijdig, efficiënt en duurzaam realiseren.
Om de informatiepositie voor de vervangings- en renovatieopgave te versterken, is het van belang standaarden en standaarddatasets niet alleen te ontwikkelen, maar deze ook direct een concreet doel te geven. Wij bevelen aan een nationaal dashboard te realiseren waarin gegevens over civiele kunstwerken integraal worden samengebracht. Dit dashboard maakt het mogelijk om planningen op nationale schaal beter op elkaar af te stemmen en prognoses te verbeteren.
Het verdient de voorkeur dat dit dashboard rechtstreeks wordt gevoed vanuit de assetinformatiesystemen van gemeenten, provincies en andere (semi-)overheden. Daarmee wordt dubbele registratie voorkomen en blijft de assetinformatie de primaire bron. Door de samenvoeging van gegevens kan een gezamenlijk leertraject ontstaan, waarin nationale kengetallen en risico-inschattingen steeds verder worden aangescherpt. Dit leertraject kan optimaal worden ingebed in het project Datagedreven Beheer van het AMS Instituut, waar al lokale proeftuinen lopen waarin informatie over civiele kunstwerken wordt gedeeld. De inzichten uit deze proeftuinen kunnen zo direct worden verwerkt in digitale standaarden en in de vaststelling van standaarddatasets.
Voor het maken van verantwoorde nationale afwegingen in de vervangings- en renovatieopgave is standaardisatie van prognoses essentieel. Wij adviseren om hiervoor een expertgroep in te richten waarin ten minste gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat zijn vertegenwoordigd. De meest logische inbedding is als project binnen DigiGO beleidsmaatregel 3.
De standaardisatie dient in elk geval de volgende informatie-elementen te omvatten:
Door deze analyses systematisch toe te passen op kunstwerken met voldoende beschikbare data, kunnen ook risico-inschattingen worden opgesteld voor vergelijkbare kunstwerken. Dit voorkomt dat onnodig kostbare maatregelen worden genomen.
Daarnaast is het cruciaal om meerjarenonderhoudsplanningen te delen, zodat wegwerkzaamheden en tijdelijke capaciteitsbeperkingen op het wegennet beter op elkaar kunnen worden afgestemd. Hiervoor is nog geen standaarddataset beschikbaar; wij bevelen aan om deze dataset gezamenlijk te ontwikkelen.
Het is van groot belang dat de informatiebehoefte van defensie, hulpdiensten en vervoerders structureel wordt geborgd. Voor deze partijen is actuele en betrouwbare informatie over de gebruiksmogelijkheden van kunstwerken – zoals doorrijprofielen, maatgevende voertuigen, draaicirkels, draagkracht en toegangsbeperkingen – onmisbaar om hun taken veilig en efficiënt uit te voeren. Wij bevelen aan om, in samenwerking met het NDW, te komen tot één samenhangende standaarddataset waarin deze informatie is vastgelegd. Daarbij dienen bestaande standaarden leidend te zijn: IMBOR voor assetinformatie, het Informatiemodel Verkeerstekens (CROW) voor verkeersmaatregelen en borden, en de wegennetwerkregistraties binnen NDW. Door deze bronnen op elkaar af te stemmen en dubbelingen in registratie te voorkomen, ontstaat een uniforme en landelijk toepasbare informatievoorziening. Hiermee wordt de informatiepositie van kritieke gebruikersgroepen versterkt, de kwaliteit van de registraties verhoogd en de administratieve last voor wegbeheerders verlaagd.
Korte termijn. Bestaande kunstwerken zijn nog geen BIM-modellen beschikbaar. Constructieve informatie zit vaak versnipperd in documenten, waarin soms meerdere kunstwerken tegelijk zijn beschreven. Het is problematisch om deze documenten systematisch te ontsluiten of filterbaar te maken. Op korte termijn kunnen de zichtbare bouwdelen van een kunstwerk worden ingemeten of ingescand en omgezet naar geo-informatie (3D geomodel van het kunstwerk waarin landhoofd, dek, peilers en bij voorbeeld details als voegovergangen) zichtbaar zijn. Hierbij kunnen IMBOR en NEN 26767 gebruikt worden om objecten te classificeren. Hiervoor kan een standaard dataset worden gemaakt per type kunstwerk. Het zou daarnaast wenselijk zijn om archiefdocumenten over ontwerp en onderhoud te koppelen aan de objecten. Of dat centraal geregeld moet worden, is een open vraag – dit kan ook een organisatie-specifieke keuze zijn.
Lange termijn. De aanbeveling is om in elk geval aan de slag te gaan met standaardiseren van de vastlegging van ontwerp- en aanleginformatie, waaronder BIM-modellen en materialen- en productpaspoorten. Dit zorgt er voor dat de volgende vervangings- en renovatieopgave (over 30 jaar) niet weer dezelfde probleemanalyse geeft als de volgende. Aanbeveling is om hierbij aan te sluiten bij de DigiDeal van de BIM Basis Infra en de NLCS voor het objectgericht maken van de NLCS en te werken aan een informatiemodel voor de ontwerp- en bouwfase van kunstwerken.
Bij het DOOR prgoramma wordt gewerkt met een datastrategie. Onderstaande vragen vormen het toetsingsmechanisme.
Hebben de gebruikte standaarden voldoende bestuurlijke en financiële onderbouwing?
Zowel IMBOR als NLCS als een informatiemodel voor de [NEN2767] hebben groot bestuurlijk draagvlak en worden in de praktijk grootschalig toegepast. Voor alle digitale open standaarden wordt onderzocht hoe dit kan worden vertaald naar een goede structurele financieringsbasis. Gezien dit vraagstuk is het de vraag of de uitbreiding van de standaarden met een onderlinge alignment wel van voldoende beheerbudget kan worden voorzien. Door mee te doen aan de beleidsmaatregelen van het Bestuursakkoord Digitale Gebouwde Omgeving '27 wordt het bestuurlijk draagvlak vergroot en daarmee de kans op structurele financiering.
Welke prioriteiten stellen de betrokken partijen, zoals FFL, provincies, waterschappen en gemeenten?
Deze betrokken partijen hebben het probleem gesignaleerd, enkele individuele organisaties denken mee met beleidsthema 3 van het bestuursakkoord '27 of aan andere regionale samenwerkingsverbanden of kennisplatforms. Er is echter nog geen centrale samenwerking en financiering rondom het thema van vervanging en renovatie.
Is het probleem dat de aansluiting moet oplossen helder gedefinieerd?
Ja, het probleem is glashelder.
Bestaat er een gezamenlijke informatiebehoefte vanuit bestuurlijke opdrachten?
Ja, de bestuurlijke opdracht van de vervangings- en renovatieopgave is helder.
Zijn er bestuurlijke besluiten of stuurgroepdocumenten die de prioriteit onderbouwen?
Ja, bijvoorbeeld het TNO-rapport [prognose-vernieuwingsopgave-2023], de kamerbrief van Rijkswaterstaat uit 2025, [rws-kamerbrief-meerjarenplan-instandhouding], de Rapportages Staat van de infrastructuur van Rijkswaterstaat en ProRail en Prognoserapport Vervanging en Renovatie Rijkswaterstaat [kamerbrieven-vervanging-renovatie] uit 2022
Hebben de beheerders van IMBOR, NLCS en NEN2767 een gezamenlijke visie en prioriteit voor de aansluiting?
Ja, de beheerders van deze standaraden werken samen aan aansluitingen. Het opstellen van standaard informatieleveringen voor de vervangings- en renovatieopgave is een logisch vervolg.
Is er voldoende budget beschikbaar om met de aansluiting te starten?
Deze verkenning geeft aaneiding om financiering te zoeken bij dit vraagstuk.
Zijn er KPI’s geformuleerd om de voortgang en het resultaat te meten?
Ja, de datasets voor prognoses zijn goed te identificeren.
Zijn de juiste organisaties, personen en competenties beschikbaar om het project op te starten?
Dat is nog niet duidelijk, veel hangt af van de vrijwillige bijdrage in tijd van experts op het gebied van kunstwerken, onder meer verenigd bij de CROW-CUR-117 en het platform bruggen. Deze experts worden aan veel tafels tegelijk gevraagd wegens de huidige versnipperde manier van werken.
Is de aansluiting van de modellen in lijn met de Enterprise Architectuur (EA)?
Ja
Zijn de structuren, processen en systemen van de betrokken organisaties voorbereid op deze verandering?
Ja
Kunnen de organisaties effectief samenwerken binnen de bestaande structuren en cultuur?
Ja
Zijn de rollen en verantwoordelijkheden voldoende gedefinieerd om de uitvoering te faciliteren?
Ja
Is duidelijk welke informatie-elementen binnen de modellen op elkaar moeten worden afgestemd?
Dit zal moeten worden opgepakt in het vervolgtraject, waarbij met vakspecialisten moet worden samengewerkt om de standaard informatieleveringen te bepalen.
Is een vooronderzoek nodig of kan direct worden gestart met de technische aansluiting?
Er kan direct worden gestart met het opstellen van standaard informatieleveringen, als wijzigingen in de standaarden nodig zijn dan worden die rechtstreeks ingebracht bij de gebruikte standaarden.
Moeten de modellen verder worden gestandaardiseerd of geharmoniseerd voordat ze geïntegreerd kunnen worden?
De basis wordt al gemaakt met NEN 2767 en IMBOR, daarom worden weinig issues verwacht.
Is afstemming nodig met externe partijen, zoals Kadaster (WIBON) of Geonovum (BGT)?
Ja, eventueel met de NEN om te zorgen dat het informatiemodel van de NEN 2767 open beschikbaar is voor deze toepassing.
Kan de aansluiting na realisatie duurzaam worden beheerd?
Indien voldoende enthousiasme wordt gecreëerd bij de stakeholders moeten de kosten voor beheer wel kunnen worden geregeld.
Is de informatiearchitectuur tussen de modellen bekend of moet deze nog worden vastgesteld?
De referentie-architectuur geeft voldoende aanknopingspunten.
Moeten er afspraken worden gemaakt over beveiliging en toegang tot de data?
Nee, als gewerkt wordt aan een nationale registratie wordt deze openbaar.
Is de toekomstige data-governance vastgesteld?
Er wordt geen instantie-data vastgelegd. Beheer van de standaarden die ontwikkkeld worden wordt vastgesteld voor publicatie.
Wie is verantwoordelijk voor wijzigingen en beheer van de data na aansluiting?
Degene die de standaard beheerd waar het informatiemodel op gebaseerd is, NEN voor de NEN 2767, digiGO voor de NLCS en CROW voor de overige benoemde standaarden.
Moeten bestaande governanceprocessen worden aangepast of aangevuld?
Ja, op alle aansluitingen tussen standaarden zijn samenwerkafspraken nodig.
Hoe zorgen we ervoor dat de kwaliteit van de modellen behouden blijft na integratie?
Het beheer van elke standaard of aansluiting wordt belegd bij één partij.
Zijn er afspraken over datamanagement en monitoring na aansluiting?
Niet van toepassing.
Zijn er afspraken gemaakt over het gebruik van Linked Data binnen de modellen?
Ja, we baseren ons op de referentie-architectuur van DOOR
Is het wenselijk en mogelijk om de datamodellen te ‘verlinken’?
Dit is precies wat gebeurt in dit project
Zijn er concrete afspraken over het testen van de aansluiting in een testomgeving?
Dat wordt zeker de werkwijze
Wie is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van deze testomgeving?
Dat is nader te bepalen omdat wordt geadviseerd om aan te sluiten bij bestaande initiatieven in plaats van een separaat traject bij CROW te beginnen.
bordworden geregistreerd, conform het IMGeo
De use case beschrijft wie betrokken is bij de informatie-uitwisseling (actoren), wat het doel is en hoe de interactie verloopt in een reeks logische stappen. Actoren kunnen personen, organisaties of systemen zijn die gegevens aanleveren, verwerken of gebruiken. De focus ligt op het creëren van een gestroomlijnd proces waarin data betrouwbaar en reproduceerbaar wordt gedeeld, zodat alle partijen effectief kunnen samenwerken bij werkzaamheden in de openbare ruimte en infrastructuur.
Referenced in:
Referenced in:
Referenced in:
Referenced in:
Referenced in:
Referenced in:
Referenced in:
Referenced in:
Referenced in:
Referenced in:
Referenced in:
Referenced in:
Referenced in:
Referenced in:
Referenced in:
Referenced in:
Referenced in: