CROW, in consultatie
Copyright © 2025 CROW. CROW disclaimer van toepassing en gedistribueerd onder CC BY 4.0
Verkenning NLCS - IMBOR Dit document beschrijft de verkenning van oplossingsrichtingen voor het uitwisselen van informatie tussen een beheerder die werkt met informatiemodellen als IMBOR en GWSW in een areaalbeheerpakket en een projectteam (ingenieursbureau, aannemer), dat werkt met ontwerp- en revisietekeningen conform NLCS. De vraag daarbij is, hoe het beste een verbinding tussen de NLCS standaard enerzijds, en de informatiemodellen anderzijds gemaakt kan worden. Het verzoek om deze verkenning op te stellen komt voort uit het DOOR-programma.
Use cases
De in de verkenning onderzochte use cases zijn:
Uit de use cases en huidige praktijk blijkt dat niet wordt gewerkt met één duidelijke dataflow met datatransformaties tussen beheer en project. Er zijn grote verschillen tussen organisaties.
In de praktijk wordt vooral ingezet op manieren om om te gaan met de verschillen tussen GIS en CAD, omdat veel organisaties hun beheer- en projectinformatie nog steeds in die silo's beheren. Oplossingen waarbij alleen met semantische informatie wordt uitgewisseld, worden nog niet ondersteund door de bestaande softwareleveranciers.
Informatieproces beheer - project
Het doel van de aansluiting tussen NLCS en andere informatiemodellen is het uitwisselen van informatie tijdens een project, in dit document zijn de processtappen op hoofdlijnen beschreven en is per stap onderzocht wat daar nu de meest voorkomende oplossingen zijn die gebruikt worden in de use cases. Een matching tussen NLCS en IMBOR, GWSW of andere beheermodellen kan voor deze uitwisselingsmomenten relevant zijn:
Voor deze uitwisselmomenten ziin transformaties en validaties tussen beheerdata in GIS, ontwerp- en bouwgegevens in CAD én inmetingen nodig. Dit gebeurt nu vaak met eigen scripts van de geo-afdeling, en zou collectief ontwikkeld kunnen worden voor korte termijn oplossingen.
Korte termijn oplossing
In de verkenning is onderzocht of een korte termijn oplossing nodig is voor de aansluiting tussen NLCS en IMBOR. Op korte termijn is elk van de varianten van de alignments geschikt voor de beschreven uitwisselingen. Er is nog wel kennis nodig vanuit verschillende vakgebieden om NLCS en IMBOR correct te matchen, er zitten nu nog veel open vragen in de vergelijking.
Zolang vanuit het DOOR programma geen breed gedragen use case komt met een heel specifieke datatransformatie, lijkt er geen noodzaak om geld uit te geven aan een korte termijn oplossing. Men kan beter mee ontwikkelen naar een lange termijn oplossing.
Lange termijn oplossing
Op lange termijn is variant 3: alignen van informatiemodellen met een NLCS-classificatie de oplossing die de meeste toepassingen biedt in de gehele keten, en de laagste beheerlast geeft in het onderling afstemmen van standaarden. Omdat aan deze oplossing wordt gewerkt in collectief verband, binnen beleidsmaatregel 3 van Bestuursakkoord Digitale Gebouwde Omgeving '27, is de aanbeveling aan het DOOR programma om het gereserveerde budget voor de alignment tussen NLCS en IMBOR te besteden aan de digiDeal NLCS Objectclassificatie. Gelderland gaat hierin in de eerste fase de aansluiting van de NLCS classificatie van verhardingen en/of kunstwerken op IMBOR beheerdata beproeven. De hiervoor benodigde classificatie van NLCS en alignment naar IMBOR zou een logische besteding zijn van het DOOR budget en ervoor zorgen dat ontwikkelingen van de lagere overheden samen met de ketenpartners gedaan worden.
De CORE gemeenten, Stichting Rioned en CROW hebben de handen ineen geslagen in het DOOR-programma om voor de sector assetmanagement te komen tot een gemeenschappelijke informatiebasis met het volgende doel:
In 2030 beschikken Assetmanagers en hun (keten)partners in de openbare ruimte en infrastructuur over een samenhangend stelsel objectstandaarden in de leefomgeving om de data over hun beheerde assets efficiënt op orde te houden en uit te wisselen.
Een deel van de objectstandaarden is al uitgewerkt en worden toegepast in diverse (keten) werkprocessen. Het DOOR-programma richt zich op de ontwikkeling van de ontbrekende standaards en uitwisselingsprotocollen, zodat een samenhangend stelsel ontstaat. Daarom is de focus van DOOR gericht op:
De uitgangspunten voor technische oplossingen staan in de DOOR-referentiearchitectuur
De CORE-gemeenten zijn niet de enigen met het vraagstuk hoe de informatieketen tussen beheer en projecten te sluiten. Ook de netbeheerders werken aan dit vraagstuk, de waterbedrijven en de stedelijkm spoorbedrijven. Naast de ontwikkelvraagstukken vanuit de beheerders, spelen ook ontwikkelvraagstukken rondom ontwerp- en bouw. Voor NLCS speelt met name ook de wens, om een classificatie te maken (een informatiemodel) bij NLCS, waarmee de standaard gebruikt kan worden om 3D BIM-modellen uit te wisselen met IFC. Bouwbedrijven willen deze classificatie ook gebruiken om betere informatie uit tekeningen te halen voor bijvoorbeeld kostencalculaties en voorbereiding van inkooporders.
De hoofdstappencontext van het revisieproces wordt weergegeven in onderstaande vereenvoudigde informatiestroom tussen:
Het doel is te bepalen hoe NLCS en informatiemodellen het beste verbonden kunnen worden, zodat het DOOR programma kan gaan werken aan het verbinden van NLCS en IMBOR.
De scope is hierbij de situatie, waarbij de beheerder werkt met 2D GIS om informatie vast te leggen over objecten, en het project met 2D CAD werkt. Deze scope is gekozen, omdat dit bij 80% van de projecten in de openbare ruimte en infrastructuur de huidige situatie is.
Daarbij wordt gezocht naar technische oplossingsrichtingen die haalbaar zijn om te implementeren in of naast de huidige softwarepakketten die gebruikt worden, zowel aan de kant van de beheerder (areaalbeheerpakketten) als aan de kant van projecten (NLCS-applicaties).
In de verkenning is onderzocht welke use cases bekend zijn waarin beheerinformatie wordt uitgewisseld met projecten.
Bij de NLCS standaard zijn de afgelopen jaren relaties gelegd naar andere standaarden, met als doel informatie op basis van die standaard te kunnen transformeren naar een NLCS tekening, of informatie uit de NLCS tekening te transformeren naar data volgens die standaard. Deze relaties zijn meestal niet-semantisch opgesteld in de vorm van mappingstabellen tussen attributen in de dataset en de laagnaam en het symbool op de NLCS tekening:
De meest gangbaar voorkomende use case in projecten om te ontwerpen en bouwen met NLCS start met het transformeren van de BGT en het PDOK Thema Stedelijk Water naar een CAD-tekening op basis van NLCS.
Deze use case vraagt om het reeds bestaande technisch scenario variant 1. Als dit scnenario gebruikt wordt zou de beheerinformatie wel in een gestandaardiseerde geo-dataset beschikbaar moeten zijn.
In de use case van Nijmegen wordt de informatie uit het beheersysteem omgezet naar een CAD-tekening op basis van NLCS. Met deze gegevens als ondergrond wordt een ontwerp gemaakt. Na de bouw wordt de geometrie opnieuw ingemeten voor de revisietekening. Soms gebeurt dit niet, en wordt de ontwerptekening omgezet naar een revisietekening. Daarom zijn er vaak verschillen tussen de revisietekening en de situatie buiten. De beheerder legt vervolgens de revisietekening als onderlegger in het beheersysteem, en verwerkt de verschillen. De gemeente voert ook een eigen meting uit voor de BGT, hierdoor ontstaan verschillen tussen het beheersysteem en de BGT. De uitgebreide beschrijving van de use case Nijmegen staat in dit document.
Deze use case geeft nog geen invulling aan een technische oplossingsrichting voor aansluiting van standaarden.
In de pilot Dordracht is onderzocht, of een NLCS-model drager kan zijn van de beheerinformatie, waarbij objectidentificatie nodig is, en ook objectattributen worden meegenomen in de tekening tijdens het ontwerpproces en ook naar de revisietekening. Technisch is bewezen dat het kan, als tenmisnte bij de NLCS standaard aanvullende afspraken worden gemaakt over uitwisseling van attributen bij tekeningen, en over een extra NLCS-status. De pilot werpt vragen op of dit een gewenst en haalbaar pad is voor aanlevering van mutaties: de ontwerper ontwerpt met andere geometrieën dan een beheerder aanlevert, denk bijvoorbeeld aan hartlijnen en offsets voor een weg in het ontwerp, terwijl de weg als 100 meter vak in de beheergeometrie staat. Het meenemen van de attributen en objectidentificatie zal in elk geval een heel andere werkwijze vragen van de ontwerper. Daarnaast is het de vraag, of een revisie niet onafhankelijk moet gebeuren van het ontwerp, waarbij een object wordt ingemeten en de gebruikte materialen worden geregistreerd tijdens het bouwproces.
Deze use case vraagt om technisch scenario variant 2 of technisch scenario variant 3.
De netbeheerders werken vanuit een heel andere aanname samen: de beheerinformatie is beschikbaar in CAD, op basis van NLCS. Er is geen transformatie nodig. Daarnaast worden bij de objecten attributen vastgelegd. Hierdoor ontstaat de behoefte om een eigen informatiemodel te kunnen gebruiken in combinatie met NLCS. Voor het vastleggen van atgtributen bij een CAD-tekening is door de netbeheerders een individuele oplossing geimplementeerd met een XML formaat bij een tekening van een leverancier-specifiek formaat (.dwg). De netbeheerders hebben daarnaast voor het verwerken van mutaties net als dordrecht een extra NLCS-status nodig, om onderscheid te kunnen maken tussen nieuwe objecten, en bewerkte bestaande objecten, die in de NLCS standaard nu beide de status Nieuw hebben. Dit verzoek is ingediend bij de beheerorganisatie van NLCS.
Deze use case vraagt om technisch scenario variant 2 of technisch scenario variant 3.
De use case van Amsterdam, die ook is overgenomen door Gelderland en Zuid-Holland werkt met een heel ander uitgangspunt. De opdrachtnemer krijgt de bestaande objecten en een minimale dataset mee in een op NEN 2660-2 gestandaardiseerde Geopackage (waar per object al attributen en waardelijsten in staan die uit een "objecttypenbibliotheek" komen, een gemeetne-eigen informatiemodel op basis van de NEN 2660-2 waarin standaarden als IMBOR gebruikt zijn). Na afloop van het project moet de opdrachtnemer een Geopackage terugleveren met de gemeten nieuwe objecten, de vervallen objecten en gewijzigde objecten erin. De NLCS wordt gebruikt door het projectteam, maar niet voor de overdracht naar de beheerder.
Deze use case vraagt om het standaardiseren van de techniek waarmee een minimale dataset wordt uitgewisseld, en het standaardiseren van de techniek waarmee zowel geometrische als alfanumerieke informatie wordt opgeleverd. Er is geen matching nodig tussen NLCS en informatiemodellen, omdat het gebruik van tekeningen tijdens ontwerp en bouw los staat van het opleveren van revisiegegevens.
Heel andere use cases komen vanuit de BIM Basis Infra. Daarin zitten bouwbedrijven waaronder VolkerWessels, en ingenieursbureaus waaronder Movares die gevraagd hebben om van NLCS een informatiemodel te maken, met als doel om objecten goed te kunnen classificeren in 2D CAD en 3D BIM modellen en te automatiseren met het maken van hoeveelheidsberekeningen, inkoopstaten en dergelijke. Bij de BIM Basis Infra zitten ook opdrachtgevers waaronder Gelderland, die de classificatie willen gebruiken om informatie vanuit het project over te dragen naar beheer. Deze groep wil inzetten op een duurzame oplossing voor de langere termijn.
Deze use case vraagt om technisch scenario variant 3.
Er wordt in samenwerking met de BIM Basis Infra een projectplan opgesteld dat zal worden ingebracht in het Bestuursakkoord Digitale Gebouwde Omgeving '27. Het project zal zich richten op het ontwikkelen van een ontwerpclassificatie op basis van NLCS en het maken van implementatievoorbeelden, waarbij de uitwisseling tussen beheer (IMBOR) en project (NLCS) één van de voorbeelden is.
Uit de use cases en huidige praktijk blijkt dat niet wordt gewerkt met één duidelijke dataflow met datatransformaties tussen beheer en project. Er zijn grote verschillen tussen organisaties.
In de praktijk wordt vooral ingezet op manieren om om te gaan met de verschillen tussen GIS en CAD, omdat veel organisaties hun beheer- en projectinformatie nog steeds in die silo's beheren. Oplossingen waarbij alleen met semantische informatie wordt uitgewisseld, worden nog niet ondersteund door de bestaande softwareleveranciers.
De CORE-gemeenten hebben DigiGO in 2024 gevraagd om NLCS en IMBOR op elkaar aan te sluiten met deze opdracht:
NLCS versie 5.x (opname IMBOR 2022), ontwerp tooling, ILS en IFC: Door NLCS 5.0 uit te bereiden met IMBOR 2022 met als resultaat NLCS 5.x, kan een eerste versie van een “ILS” conform ISO19650, worden gecreëerd, voor het werken met één gemeenschappelijke omgeving welke data levert die actueel en betrouwbaar zijn. Hiermee worden waardevolle informatie in de levenscyclus van ‘ontwerp-bouw/aanleg-Geoinformatie-beheer’ beschikbaar gesteld om zowel de dagelijkse (onderhoud)werkzaamheden uit te kunnen voeren als ook te kunnen beheren (analyseren en programmeren).
Technische bestanden en inhoudelijke adviezen zijn te vinden vanuit GitHub issue 187.
Een werkgroep met NLCS experts heeft IMBOR en NLCS vergeleken. De werkgroep heeft geconstateerd, dat een vergelijking tussen IMBOR en NLCS niet eenvoudig of eenduidig te maken is maar dat het gaat om een complexe vergelijking. De NLCS laagnamen bevatten verschillende soorten concepten zoals ruimtelijke gebieden, fysieke objecten, materialen en eenheden die al dan niet te matchen zijn met dergelijke concepten in IMBOR.
Uit het project is verder naar voren gekomen, dat zowel de gebruikersvraag als de oplossingsrichting voor de aansluiting van IMBOR en NLCS niet direct duidelijk is. Uit de reviewsessie van het project met het DOOR programmateam, CROW en DigiGO is gebleken dat er verschillen in inzichten bestaan over korte en lange termijn oplossingen. De volgende vragen zijn tijdens het project nog niet voldoende beantwoord om al een definitieve uitwerking te kunnen maken:
Er zijn concrete uitgewerkte use cases nodig waarbij de combinatie van NLCS en IMBOR nodig is. Uit een use case moet blijken welke uitwisselmomenten gefaciliteerd moeten worden, welke informatie moet worden uitgewisseld en met welke uitwisseltechnieken gewerkt moet gaan worden.
Zonder use cases kan niet goed worden bepaald, in hoeverre de standaarden geharmoniseerd moeten worden en welk semantisch alignment daarbij nodig is op korte termijn.
Er bestaan al diverse alignments naar NLCS, waaronder vanuit de BGT en het PDOK Thema Stedelijk Water. Ook de netbeheerders en waterbedrijven werken aan informatiemodellen die moeten aansluiten op NLCS. De beheerorganisatie van NLCS heeft gevraagd, om te zorgen dat er niet voor iedere uitwisseling of datatransformatie andere alignments en andere uitwisselformaten ontstaan en dit project in een bredere context te bekijken.
De opdrachtgever is gevraagd om een voorstel te doen voor de wijze van structurele financiering van een eventueel alignement tussen IMBOR en NLCS. Dit kan niet worden begroot vanuit bestaande beheerbudgetten. Hoe complexer de alignment, hoe meer werk om deze actueel te houden met nieuwe versies van de beide standaarden.
Deze vraag is onderschat in de opdracht omdat geen duidelijke architectuur vanuit een use case beschreven is. Daarom is niet duidelijk wat gevraagd wordt van welk type softwareleverancier. Daarom is dit onderdeel niet uitgevoerd.
Deze vraag is onderschat in de opdracht omdat gebleken is dat er geen duidelijke use case is die leidt tot aanvullingen in de BIM Basis Infra, en de sector eerst aan het werk zal moeten gaan met stelselafspraken om dit goed in te kunnen vullen.
Deze vraag is onderschat in de opdracht omdat gebleken is dat dit een langere termijn ontwikkeling vraagt waar een veel grotere investering voor nodig is. Er wordt in samenwerking met de BIM Basis Infra een projectplan opgesteld dat zal worden ingebracht in het Bestuursakkoord Digitale Gebouwde Omgeving '27. Het project zal zich richten op het ontwikkelen van een ontwerpclassificatie op basis van NLCS en het maken van implementatievoorbeelden, waarbij de uitwisseling tussen beheer (IMBOR) en project (NLCS) één van de voorbeelden is.
Hieronder staat het proces beschreven van de uitwisseling van informatie van beheer naar project en weer terug naar beheer. Bij de inkomende en uitgaande informatie zijn links opgenomen naar de onderzoeksvragen die in hoofdstuk 5 aan de orde komen.
Verklaring van rollen: er wordt in dit proces gewerkt met een beperkt aantal rollen: B = assetbeheerder; O = ontwerper; A = aannemer.
| Inkomende informatie | Processtap | Uitgaande informatie | Rol | Doel | ||
| 2D GIS uit beheersysteem | → | Leveren geometrie bestaande objecten | → | CAD-NLCS tekening met bestaande beheerobjecten | B | Het project heeft toegang tot de actuele (As-is) geometrie gegevens |
| Objectpaspoort uit beheersysteem | → | Leveren objectpaspoorten | → | CAD-NLCS tekening met bestaande objectenpaspoorten | B | Het project heeft beschikking over de actuele kenmerken van de objecten |
| Informatiebehoefte beheerorganisatie, uitgedrukt in IMBOR, GWSW of andere standaard | → | Leveren specificatie minimale datasets | → | Gewenste minimale dataset per objecttype die het project moet opleveren | B | Het project weet welke informatie geleverd moet worden aan de beheerorganisatie, bij aanleg van nieuwe of mutatie van bestaande objecten. |
| Projectspecificaties (buiten scope van dit document) | → | Uitwerken ontwerp | → | Ontwerp met nieuw te bouwen objecten en/of mutaties aan bestaande objecten | O | Het ontwerp wordt uitgewerkt van laag naar hoog detailniveau voor besluitvorming, contractdering en uitvoering. |
| Ontwerp | → | Validatie ontwerp | → | Validatierapport | O | Validatie of nieuw te bouwen objecten en/of mutaties aan bestaande objecten overeenkomen met de eisen van de beheerder en de projectspecificaties. |
| Specificatie minimale datasets | → | Opleveren revisie | → | Revisiemeting met objectenpaspoorten | A | Oplevering van het werk, waarbij een meting van de nieuwe situatie wordt uitgevoerd. Bij gemuteerde of nieuwe objecten wordt ook het objectenpaspoort geleverd. |
| Specificatie minimale datasets | → | Validatie van de revisiegegevens | → | Validatierapport | B | De beheerder wil zorgen dat het opleverdossier compleet en correct is voor de laatste betaling van het werk. |
| Mutaties uit revisie | → | Verwerken mutaties in beheerinformatie en landelijke registraties | → | Vernieuwde beheerdata | B | De beheerder wil zorgen dat de beheerinformatie en de landelijke registraties weer actueel en compleet zijn. |
| 2D GIS uit beheersysteem | → | Leveren geometrie bestaande objecten | → | CAD-NLCS tekening met bestaande beheerobjecten | B | Het project heeft toegang tot de actuele (As-is) geometrie gegevens |
In de use case ontwerpen en bouwen met NLCS komt de as-is geometrie uit de BGT en uit het PDOK Thema Stedelijk Water.
De BGT-NLCS mapping is een voorbeeld van technisch scenario variant 1.
Tekortkoming in deze oplossing
Veel objecten in de BGT hebben niet de diepgang die nodig is voor het ontwerp, daarom heeft NLCS laagnamen en symbolen speciaal voor de BGT.
In de use case ontwerpen en bouwen met NLCS komt de as-is geometrie uit de BGT en uit het PDOK Thema Stedelijk Water.
De GWSW-NLCS mapping is een voorbeeld van technisch scenario variant 2
Het ministerie van IenW heeft standaard verkeersborden laten opnemen in NLCS 5.1, met daarbij een matching naar de nationale verkeersbordendatabase van het NDW. Het is de bedoeling dat hierdoor bestaande verkeersborden kunnen worden ingelezen in CAD-applicaties. Deze matchingsset is nog niet geimplementeerd in software, en is een voorbeeld van technisch scenario variant 1.
De volgende uitwisselformaten worden gebruikt bij het leveren aan projecten:
Om een matching te kunnen maken tussen NLCS naar een beheerdataset moet de inhoud van deze dataset bekend zijn, net zoals het geval is bij de BGT, het PDOK Thema Stedelijk Water en de nationale verkeersbordenregistratie.
| Objectpaspoort uit beheersysteem | → | Leveren objectpaspoorten | → | CAD-NLCS tekening met bestaande objectenpaspoorten | B | Het project heeft beschikking over de actuele kenmerken van de objecten. |
Onderzoeksvragen:
Er is een oplossing beschikbaar om geometrie én objectenpaspoorten uit te wisselen in een Geopackage waarin verwezen wordt naar een informatiemodel, zie dit document. Dit uitwisselformaat biedt tevens de mogelijkheid om de informatieleveringssepcificatie (attributen en bijbehorende waardelijsten) te leveren.
Dit zou als input en output van het revisieproces kunnen werken en zeer goed aansluiten op de huidge areaalbeheerpakketten. Voor de keten van ontwerpers die samenwerken en elkaars CAD tekeningen overnemen biedt dit geen goede oplossing, omdat het wel een uitwisselformaat biedt van vlakken punten en lijnen maar niet van de ontwerpparameters die in CAD staan.
Deze oplossing wordt nog maar weinig gebruikt, alleen in de use case van Amsterdam, Zuid-Holland en Gelderland.
De netbeheerders gebruiken een combinatie van XML met CAD.
Met GeoJSON kan beheerinformatie worden uitgedrukt in linked data, zowel de geometrie als de attrubuten, en worden gerelateerd aan IMBOR, GWSW of de andere standaarden. Een beheerder kan op deze manier beheerinformatie publiceren en via SPARQL-Endpoint beschikbaar stellen aan het project.
Deze oplossing wordt nog niet gebruikt in de praktijk. Utrecht zou dit wel kunnen, hun beheerdatabase is hier klaar voor.
| Informatiebehoefte beheerorganisatie, uitgedrukt in IMBOR, GWSW of andere standaard | → | Leveren specificatie minimale datasets | → | Gewenste minimale dataset per objecttype die het project moet opleveren | B | Het project weet welke informatie geleverd moet worden aan de beheerorganisatie, bij aanleg van nieuwe of mutatie van bestaande objecten. |
Onderzoeksvragen:
De Geopackage-oplossing is hierboven al beschreven.
De netbeheerders hebben een oplossingsrichting voor xml/xsd uitgewerkt, waarbij in xsd de minimale dataset wordt aangeleverd. Deze oplossing ligt dicht bij de technologie die bij alle CAD pakketten beschikbaar is en is daarom gekozen. Er is geen standaard manier om in xsd te refereren aan de informatiemodellen, deze oplossing is daarom minder makkelijk schaalbaar.
In het Digitaal Stelsel Gebouwde Omgeving wordt voorgesorteerd op uitwisseling van ontwerpen in IFC; daarbij kan de open BIM standaard IDS worden gebruikt. Dit wordt nog niet gebruikt in de openbare ruimte en infra, omdat de 2D CAD pakketten (nog) niet worden geleverd met mogelijkheid om uit te wisselen in IFC.
Daarnaast kan men uiteraard in linked data de minimale dataset definiëren (SHACL). Dit wordt nog zelden gebruikt omdat dit specifieke nieuwe digitale vaardigheden vraagt.
| Projectspecificaties (buiten scope van dit document) | → | Uitwerken ontwerp | → | Ontwerp met nieuw te bouwen objecten en/of mutaties aan bestaande objecten | O | Het ontwerp wordt uitgewerkt van laag naar hoog detailniveau voor besluitvorming, contractering en uitvoering. |
Onderzoeksvragen:
Deze vragen vallen buiten scope van deze verkenning.
| Ontwerp | → | Validatie ontwerp | → | Validatierapport | O | Validatie of nieuw te bouwen objecten en/of mutaties aan bestaande objecten overeenkomen met de eisen van de beheerder en de projectspecificaties. |
Onderzoeksvragen:
Deze vragen vallen buiten scope van deze verkenning.
| Specificatie minimale datasets | → | Opleveren revisie | → | Revisiemeting met objectenpaspoorten | A | Oplevering van het werk, waarbij een meting van de nieuwe situatie wordt uitgevoerd. Bij gemuteerde of nieuwe objecten wordt ook het objectenpaspoort geleverd. |
Onderzoeksvraag:
De mutaties komen evident voort uit CAD. Toch kan men ervoor kiezen om een afspraak te maken over het leveren van revisie in geo-formaat. hierbij spelen de volgende vraagstukken:
Deze vragen vallen buiten scope van deze verkenning.
| Specificatie minimale datasets | → | Validatie van de revisiegegevens | → | Validatierapport | B | De beheerder wil zorgen dat het opleverdossier compleet en correct is voor de laatste betaling van het werk. |
Onderzoeksvragen:
Deze vragen vallen buiten scope van deze verkenning.
| Mutaties uit revisie | → | Verwerken mutaties in beheerinformatie en landelijke registraties | → | Vernieuwde beheerdata | B | De beheerder wil zorgen dat de beheerinformatie en de landelijke registraties weer actueel en compleet zijn. |
Onderzoeksvraag:
Deze vraag valt buiten scope van deze verkenning.
Er zijn grote verschillen tussen organisaties in de inrichting van het data-uitwisselingsproces. Wel zijn enkele stappen te destilleren waarvoor collectieve oplossingen gemaakt kunnen worden op korte termijn, op basis van de bestaande werking van standaarden en bestaande open uitwisselformaten. Deze worden hieronder beschreven.
Om de uitwisseling van beheer- en revisiedata data te kunnen automatiseren moet dit op dit moment voor elk type uitwisselformaat, API of endpoint worden geschreven. Het zou dan ook kosten kunnen besparen in de sector, om standaard uitwisselafspraken te maken bij de huidige praktijk met GIS en CAD:
1. Uitwisselafspraken beheerdata
Doel: bestaande geometrie en objectpaspoorten leveren aan project.
Er is geen gestandaardiseerde beheerdataset waarop gematcht kan worden. De huidige beheerdata conform IMBOR is voor de meeste gebruikers beschikbaar in GIS. Hiervoor zou een standaard op geo gebaseerde uitwisselafspraak gemaakt kunnen worden voor de korte termijn, eventueel zowel één met een connector om rechtsreeks data te bevragen bij de bron, als het gebruiken van de Geopackage oplossing als data wordt uitgewisseld. Met een alignment naar NLCS kan de beheerdata dan worden getransformeerd naar CAD om de bestaande situatie weer te geven. Hiervoor is elk van de drie varianten bruikbaar.
2. Uitwisselafspraken minimale datasets.
Doel: Minimale datasets specificeren voor oplevering revisie uit project.
Ook voor het uitwisselen van de minimale dataset is behoefte aan een eenvoudiger uitwisselmethode dan semantisch conform de NEN 2660-2. In de praktijk blijkt dat ketenpartners en softwareleveranciers hier nog niet mee kunnen werken. De geopackage-oplossing zou hierbij gebruikt kunnen worden als tussentijdse solution architectuur.
Merk op dat de informatievraag dan uitgedrukt kan worden in informatiemodellen zoals IMBOR, maar dat hier nog geen aansluiting mee ontstaat naar CAD-modellen op basis van NLCS. Wel zou de gewenste laagnaam en het te gebruiken symbool opgenomen kunnen worden in de minimale dataset. Dit vraagt wel een alignment naar NLCS.
3. Uitwisselafspraken revisiedata
Doel: Oplevering revisie met geometrie en objectpaspoorten uit het project naar de beheerder.
Voor het opleveren van revisiedata is een uitwisselafspraak nodig hoe meetgegevens worden aangeleverd, en hoe de objectatributen worden aangeleverd om mutaties te kunnen verwerken.
De beheerder zou daarbij het meest geholpen zijn met een geo-oplossing. De route van aanlevering van revisiemetingen met objectpaspoorten via een Geopackage met NEN2660-2 inrichting is ook hier haalbaar. Met een alignment naar NLCS kan de data vervolgens ook worden getransformeerd naar een revisietekening voor het projectteam.
Projectteams en opdrachtnemers hebben nu alles ingericht om revisie op te leveren in CAD volgens de NLCS standaard. Hierbij bestaat in de huidige standaard geen mogelijkheid om bestaande objecten te identificeren, of attributen mee te leveren. Als men de mkb-opdrachtnemers niet wil overvragen met extra dataleveringen, kan een transformatiemechanisme worden bedacht om de CAD tekening op basis van NLCS om te zetten naar geodata met objectpaspoorten. Deze route werkt alleen, als de geometriën in CAD voldoen aan de voorwaarden van de geo-formaten (onder meer het sluiten van vlakken). Niet alle informatie die de beheerder nodig heeft kan automatisch uit een CAD-tekening gehaald worden, dus dit vraagt daarna nog werk van de opdrachtgevende organisatie.
4. Collectieve transformatie- en validatie
De implementatie van de standaarden en alignments gaat elke organisatie veel ontwikkelbudget kosten in het standaardiseren van het eigen werkproces, maar ook in het automatiseren van datatransformaties en validaties. Daarom wordt aanbevolen om gezamenlijk te onderzoeken of collectieve scripts, services of andere middelen voor transformatie- en validaties de implementatie kunnen helpen versnellen, en meervoudige implementatiekosten kunnen voorkomen.
Als beheerdata en revisiedata worden uitgewisseld in open geo-formaten, zou een datatransformatie van en naar een "kale" NLCS-tekening zonder extra uitwisselafspraken op korte termijn het meest haalbaar zijn.
Dit hoofdstuk beschrijft de technische oplossingsrichtingen voor het verbinden van NLCS met informatiemodellen.
De meest basale oplossing werkt met matching ten opzichte van een geodataset. De huidige mappingstabellen bij NLCS, NLCS-BGT en GWSW-NLCS werken op basis van dit principe, er is een experimentele vergelijking tussen verkeersborden in NLCS en de verkeersborden in de George-database van het Nationale Dataportaal Wegen.
Dit is de goedkoopste manier om een oplossing te ontwikkelen. Het vraagt om een afspraak, dat beheerinformatie in een geoformaat wordt opgeleverd, daarnaast moet duidelijk zijn welke kenmerken meegegeven worden aan de objecten met welke domeinwaarden. Op basis van deze kenmerken kan gematch worden met de laagnaam en de symbolen uit NLCS.
Met scripts kunnen datatransformaties worden geschreven in twee richtingen: van de geodataset van de beheerder naar NLCS-CAD en weer terug.
Omdat het een vergelijking op termen is, levert deze oplossing een relatief hoge beheerlast op bij wijzigingen aan NLCS of de gematchte standaard.
Een stap verder is de oplossing, waarbij semantisch gematcht wordt aan het informatiemodel. Dit is voorbereid in de experimentele mapping van GWSW en NLCS, een ander voorbeeld is de relatie tussen verkeersborden in NLCS en de standaard verkeersborden in het in ontwikkeling zijnde Informatiemodel Verkeersborden.
De kosten van ontwikkeling zijn iets hoger. Wel kan gebruik gemaakt worden van bestaande alignments, voor IMBOR hoeft geen alignment meer gemaakt te worden naar het rioleringsgedeelte zolang dit al is gedaan bij het GWSW.
De beheerlast is gemiddeld, omdat veranderingen in de standaarden geutomatiseerd opgespoord kunnen worden en gericht verbeterd.
Een nog meer toekomstbestendige stap is het eerst opstellen van een NLCS classificatie, waarna deze geharmoniseerd kan worden met de andere domeinmodellen. Daarna kunnen eventueel alignments worden opgezet tussen de standaarden voor specifieke use cases.
Een NLCS classificatie geeft een voorbereiding op aansluiting op het digitaal stelsel gebouwde omgeving en de internationale open BIM standaarden waaronder IFC en IDS. et de NLCS classificatie kunnen zowel in 2D als 3D ontwerpen en revisietekeningen de objecten herkend worden.
De kosten voor ontwikkeling liggen hoger, en het groeipad is langer, omdat de classificatie moet worden ontwikkeld en beproefd in samenwerking met ingenieursbureaus en aannemers. De beheerders uit hte DOOR programma kunnen dit niet stand-alone realiseren, maar kunnen meedoen in het landelijke programma rondom uitwisseling van areaalinformatie bij digiGO.
De beheerlast is gemiddeld, omdat veranderingen in de standaarden geutomatiseerd opgespoord kunnen worden en gericht verbeterd.
De eerste twee varianten zijn korte termijn oplossingen die het probleem van datatransformatie tussen datasets proberen op te lossen. Hiervan heeft de beheerorganisatie van NLCS aangegeven, dat er niet te veel van dit soort relaties moet ontstaan, omdat de totale beheerlast hoog is en ook niet duidelijk is wie hier gebruik van maakt, zodat het vrijmaken van beheerbudget voor deze alignments geen prioriteit krijgt ten opzichte van het odnerhoud van de basisstandaard NLCS. Toch kan men, mits voldoende onderbouwd dat hier vraag naar is, werken aan een korte termijn oplossing voor een datatransformatie.
De derde variant is een meer lange termijn oplossing, gericht op informatiemanagement en federatief datadelen, waarbij de specifieke dataste die wordt gebruikt niet van te voren gedefinieerd hoeft te worden.
Uit de use cases en huidige praktijk blijkt dat niet wordt gewerkt met één duidelijke dataflow met datatransformaties voor het opleveren van revisies vanuit NLCS tekeningen, of voor het gebruik van de NLCS-modellen als drager van aanvullende informatie. Er zijn grote verschillen tussen organisaties. Wel zijn enkele stappen te destilleren waarvoor collectieve oplossingen gemaakt kunnen worden op korte termijn, op basis van de bestaande werking van standaarden en bestaande open uitwisselformaten. Deze worden hieronder beschreven.
In de praktijk wordt vooral ingezet op manieren om om te gaan met de verschillen tussen GIS en CAD, omdat veel organisaties hun beheer- en projectinformatie nog steeds in die silo's beheren. Oplossingen waarbij alleen met semantische informatie wordt uitgewisseld, worden nog niet ondersteund door de bestaande softwareleveranciers.
Op korte termijn is elk van de varianten van de alignments geschikt voor de beschreven korte termijn oplossingen. Er is nog wel kennis nodig vanuit verschillende vakgebieden om NLCS en IMBOR correct te matchen, er zitten nu nog veel open vragen in de vergelijking.
Op lange termijn is variant 3, alignen van informatiemodellen met een NLCS-classificatie de oplossing die de meeste toepassingen biedt in de gehele keten, en de laagste beheerlast geeft in het onderling afstemmen van standaarden. Omdat aan deze oplossing wordt gewerkt in collectief verband, binnen beleidsmaatregel 3 van Bestuursakkoord Digitale Gebouwde Omgeving '27, is de aanbeveling aan het DOOR programma om het gereserveerde budget voor de alignment tussen NLCS en IMBOR te besteden aan de digiDeal NLCS Objectclassificatie. Gelderland gaat hierin in de eerste fase de aansluiting van de NLCS classificatie van verhardingen en/of kunstwerken op IMBOR beheerdata beproeven. De hiervoor benodigde classificatie van NLCS en alignment naar IMBOR zou een logische besteding zijn van het DOOR budget en ervoor zorgen dat ontwikkelingen van de lagere overheden samen met de ketenpartners gedaan worden.
Het project om de aansluiting tussen NLCS en IMBOR te maken wordt benaderd als een iteratief ontwikkeltraject, waarin praktische experimenten en geleerde lessen centraal staan. De aanpak start met het selecteren van één of meerdere hoofdgroepen binnen NLCS, waarop in samenwerking met betrokken partijen een eerste aansluiting met IMBOR wordt ontwikkeld en getest. De aanpak is gericht op herhaalbaarheid en opschaling: op basis van de resultaten worden vervolgstappen bepaald en wordt gewerkt aan het opstellen van gemeenschappelijke definities, governance-structuren en waar nodig een nieuwe beheersstructuur voor de ‘aansluitstandaard’. De projectorganisatie maakt gebruik van bestaande netwerken en competenties binnen CROW, digiGO, aangesloten overheden en opdrachtnemers.
De beheerorganisaties werken een classificatie uit van een deel van NLCS en harmoniseren en alignen deze met IMBOR.
Experts en gebruikers van de standaarden zullen worden betrokken om de aansluiting te valideren.
Zowel de classificatie als de alignment worden beproefd in experimenten. VolkerWessles beproeft de use case Ontwerp en Bouw, Gelderland de use case Uitwisseling beheer - project
Bij het DOOR prgoramma wordt gewerkt met een datastrategie. Onderstaande vragen vormen het toetsingsmechanisme.
Hebben NLCS en IMBOR voldoende bestuurlijke en financiële onderbouwing?
Zowel IMBOR als NLCS hebben groot bestuurlijk draagvlak en worden in de praktijk grootschalig toegepast. Voor beide standaarden wordt onderzocht hoe dit kan worden vertaald naar een goede structurele financieringsbasis. Gezien dit vraagstuk is het de vraag of de uitbreiding van de standaarden met een onderlinge alignment wel van voldoende beheerbudget kan worden voorzien. Door mee te doen aan de beleidsmaatregelen van het Bestuursakkoord Digitale Gebouwde Omgeving '27 wordt het bestuurlijk draagvlak vergroot en daarmee de kans op structurele financiering.
Welke prioriteiten stellen de betrokken partijen, zoals FFL, provincies, waterschappen en gemeenten?
Binnen het DOOR programma wordt goed samengewerkt aan deze vraagstukken en is de alignment tussen IMBOR en NLCS geprioriteerd. In de praktijk blijkt wel dat het organiseren van voldoende financiering voor ontwikkelingen en voor beheer van de standaarden moeilijk is. Elke organisatie gebruikt eigen politieke en bestuurlijke afwegingen om hieraan bij te dragen.
Is het probleem dat de aansluiting moet oplossen helder gedefinieerd?
Het lange termijn probleem is helder, de project- en beheerstandaarden moeten goed samenhangen om elkaars informatie goed te kunnen benutten. Op korte termijn is het vraagstuk troebeler, omdat er geen eenduidige dataflow en transformatiepad is tussen beheer en project.
Bestaat er een gezamenlijke informatiebehoefte vanuit bestuurlijke opdrachten?
Ja, de projecten leveren cruciale informatie, als eerste de basisinformatie voor beheer die in het geval van ondergrondse infrastructuur of civiele constructies niet achteraf meer in te winnen valt, daarnaast informatie voor circulair werken waaronder materiaalgebruik en herbruikbaarheid.
Zijn er bestuurlijke besluiten of stuurgroepdocumenten die de prioriteit onderbouwen?
Het revisieproces is geïndentificeerd als centrale spil om informatie op te halen, daarbij is de aansluiting van de ontwerp- en bouwstandaard NLCS op beheerstandaarden als IMBOR, GWSW het meest logische startpunt.
Hebben de beheerders van IMBOR en NLCS een gezamenlijke visie en prioriteit voor de aansluiting?
Bij NLCS zijn informatie-uitwisseling in de keten en objectgericht werken prioriteit in de doorontwikkeling. De beheerder van IMBOR is onderdeel van het DOOR programma en staat achter de programmadoelen.
Is er voldoende budget beschikbaar om met de aansluiting te starten?
De volledige datasets van NLCS en IMBOR zijn zeer omvangrijk, en de aansluiting is niet eenvoudig omdat de standaarden zeer verschillend zijn. Het DOOR programma wordt aanbevolen om dit te beschouwen als een ontwikkeltraject met meerdere uitwerkingen en beproevingen, die leiden tot inzichten in het vervolgtraject. Men kan daarbij één of meerdere hoofdgroepen van NLCS selecteren om als eerste op aan te sluiten en deze aansluiting vervolgens in de praktijk te beproeven in een experiment. Op basis van de ervaringen met dit project kan een vervolg worden ingeschat.
Zijn er KPI’s geformuleerd om de voortgang en het resultaat te meten?
Hoewel er nog geen formeel vastgestelde KPI’s zijn voor de aansluiting tussen NLCS en IMBOR, is er wel mogelijkheid tot het opstellen van meetbare indicatoren. Het projectteam zelf kan alleen het aantal gerealiseerde koppelingen tussen objecttypen meten en de mate van herbruikbaarheid van data tussen project en beheer in praktijkexperimenten beproeven. Bij implementatietrajecten door overheden kan men het aantal projecten meten waarin de aansluiting succesvol is toegepast.
Zijn de juiste organisaties, personen en competenties beschikbaar om het project op te starten?
Door mee te doen aan de beleidsmaatregelen van het Bestuursakkoord Digitale Gebouwde Omgeving '27 zijn zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers van projecten beschikbaar voor praktijkexperimenten met het uitwisselen van gegevens. Voor het opstellen van de classificatie van NLCS en aansluiting op IMBOR hebben CROW en DigiGO samen de juiste competenties beschikbaar.
Is de aansluiting van de modellen in lijn met de Enterprise Architectuur (EA)?
Het uitgangspunt is de referentie-architectuur van het DOOR programma. Eventuele korte termijn oplossingen moeten voortkomen uit brede behoefte om aan te sluiten op bestaande werkwijzen. Er zal onderbouwd moeten worden waarom een solution afwijkt van de referentie-architectuur.
Zijn de structuren, processen en systemen van de betrokken organisaties voorbereid op deze verandering?
Ja. Het opstellen van een aansluiting tussen twee standaarden moet wel gezien worden als het maken van een derde standaard. Deze derde standaard zal beheerd moeten worden met ten minste een eigen expertgroep en besluitvormingsorgaan. Als de aansluiting leidt tot wensen om de standaarden zelf te veranderen, zijn de bestaande structuren om gebruikerswensen te verwerken beschikbaar.
Kunnen de organisaties effectief samenwerken binnen de bestaande structuren en cultuur?
Ja, de beheerorganisaties digiGO en CROW werken nu al nauw samen en hebben een vergelijkbare werkwijze.
Zijn de rollen en verantwoordelijkheden voldoende gedefinieerd om de uitvoering te faciliteren?
Voor het ontwikkeltraject zeker, uiteindelijk zal besloten moeten worden wie het beheer opzich neem van een alignment en welke financieringsstructuur daar voor gevonden wordt.
Is duidelijk welke informatie-elementen binnen de modellen op elkaar moeten worden afgestemd?
Ja, in het vooronderzoek zijn vergelijkingen opgesteld tussen NLCS en IMBOR.
Is een vooronderzoek nodig of kan direct worden gestart met de technische aansluiting?
Er kan worden gestart met de technische aansluiting, als dit wordt aangepakt als een ontwikkelproject waarbij praktijkervaringen leiden tot aanpassingen ne verbeteringen.
Moeten de modellen verder worden gestandaardiseerd of geharmoniseerd voordat ze geïntegreerd kunnen worden?
De NLCS zal eerst moeten worden gestandaardiseerd op basis van NEN 2660-2. Daarna kan worden vastgesteld of objecten op hetzelfde detailniveau worden vastgelegd, en of op objectkenmerken of waardelijsten geharmoniseerd kan worden. Hierbij zullen domeinexperts betrokken moeten zijn om te bepalen of geharmniseerd moet worden, of dat er een alignment nodig is.
Is afstemming nodig met externe partijen, zoals Kadaster (WIBON) of Geonovum (BGT)?
Er is afstemming nodig tussen CROW en DigiGO.
Kan de aansluiting na realisatie duurzaam worden beheerd?
Zolang voor geen van de standaarden duurzame financiering is geregled, kan deze vraag nog niet worden beantwoord.
Is de informatiearchitectuur tussen de modellen bekend of moet deze nog worden vastgesteld?
De informatie-architectuur van de alignment moet nog verder worden uitgewerkt, afhankelijk van de praktijktoetsen en use cases die het DOOR programma oplevert.
Moeten er afspraken worden gemaakt over beveiliging en toegang tot de data?
Nee, er wordt gewerkt met open standaarden en data die geschikt is om te delen als voorbeeld.
Deze vragen zijn niet relevent bij dit project, omdat er niet met operationele instantiedata gewerkt wordt.
Zijn er afspraken gemaakt over het gebruik van Linked Data binnen de modellen?
Ja, er wordt uitgegaan van de referentie-archtiectuur van het DOOR programma
Is het wenselijk en mogelijk om de datamodellen te ‘verlinken’?
Ja, tot in wqelke mate wordt onderzocht in het project
Zijn er concrete afspraken over het testen van de aansluiting in een testomgeving?
Ja, zowel de classificatie als de alignment worden beproefd in experimenten
Wie is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van deze testomgeving?
VolkerWessles voor de use case Ontwerp en Bouw, Gelderland voor de use case Uitwisseling beheer - porject
bordworden geregistreerd, conform het IMGeo
De use case beschrijft wie betrokken is bij de informatie-uitwisseling (actoren), wat het doel is en hoe de interactie verloopt in een reeks logische stappen. Actoren kunnen personen, organisaties of systemen zijn die gegevens aanleveren, verwerken of gebruiken. De focus ligt op het creëren van een gestroomlijnd proces waarin data betrouwbaar en reproduceerbaar wordt gedeeld, zodat alle partijen effectief kunnen samenwerken bij werkzaamheden in de openbare ruimte en infrastructuur.